EU-onderzoek: gewasbeschermers blijven wel in bodem achter
De toelatingsprocedures door de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en het Nederlandse College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) zijn volgens Geissen gebaseerd op normen die sinds de jaren tachtig nauwelijks zijn veranderd. Effecten van die middelen op de bodem worden gemeten op slechts vijf indicatoren, terwijl er meer dan een miljoen soorten bodemorganismen zijn.
De toelatingsnormen zijn gebaseerd op theorétische modellen, niet op daadwekelijk veldonderzoek. In die modellen wordt verondersteld dat bestrijdingsmiddelen op de bodem blijven en daar uiteindelijk worden afgebroken. Dat is blijkens het nieuwe onderzoek niet zo. Bij een inventarisatie gedaan in tien Europese landen werd in 83 procent van de landbouwgrond residuen van gewasbeschermingsmiddelen gevonden. In de meeste bodemmonsters ging het om cocktails van soms wel meer dan tien middelen.
Verspreiden via de lucht
Waar de normen volgens de Nederlandse onderzoekster ook geen rekening mee houden, is dat bestrijdingsmiddelen zich kunnen verspreiden via de lucht. Dat gaat onder meer via verdamping. Deeltjes kunnen zich hechten aan fijnstof dat vrijkomt bij het bewerken van het land. Op die manier verspreiden bestrijdingsmiddelen zich over een groot gebied. Bij een onderzoek in Duitsland twee jaar geleden zijn op 116 plekken luchtmonsters genomen, verspreid over het land. Ze vonden bijna overal resten, van 124 bestrijdingsmiddelen.