
Gelderse telers beoordelen groenbemesters najaar 2020

De bijeenkomst van Praktijknetwerk akkerbouw Gelderland, geleid door onderzoeker Brigitte Kroonen van WUR | Open Teelten Vredepeel, vond digitaal plaats. Aan de hand van foto’s die de telers maakten was toch een goede indruk van de groenbemesters te krijgen en er kwamen vragen over en discussie. De telers bekijken de groenbemesterteelt vanuit de praktijk. Ze gebruiken hun ervaring in de soortenkeuze en in de manier waarop ze de grond bewerken, zaaien en inwerken.
Teler Charles Jeuken woelt de grond op 15-20 centimeter diepte en gebruikt daarna de rotorkopeg in dezelfde werkgang als de zaaimachine. Dit jaar had hij duidelijk last van de droge grond. De wortels van de groenbemester konden in de droge ondergrond de groei moeilijker oppakken.
Meerdere telers in de studiegroep merkten dat de droogte in de zomer resten van herbiciden achterliet. Daar kregen sommige groenbemesters last van toen het in de nazomer ging regenen. Telers die niet-kerend werken zien dat sterker. Akkerbouwers Ab Louws en Gerrit van de Westeringh melden dit effect na de tarweteelt. Kroonen en Albert Jan Olijve van Van Tafel naar Kavel horen dit verhaal vaker. Olijve weet dat bij SPNA het effect bestudeerd wordt. „Misschien is zomerploegen onder die omstandigheden voordelig. Dan keer je de grond toch en die bewerking zou de nawerking van de bodemherbicide verminderen kunnen.”
Bloei
De telers vragen zich af of de ondergrondse ontwikkeling van een groenbemester vanaf de bloei stopt of na het klepelen. Louws zaaide een Orgamax-mengsel. Die kortte hij toen hij lang en stengelig werd. Vaak korten telers de groenbemester als er bloei of peulen inkomen. Zo deed Jeuken ook met zijn bladrammenas. „Als hij door de vegetatieve fase heen is, stopt de wortelvorming dan ook? En wat doet hij na klepelen of korten?” Geert Elzes van zaadleverancier Vandinter Semo verwacht dan nog wel enige ondergrondse ontwikkeling.
Een andere vraag aan Elzes gaat over de aaltjesvermeerdering. Stopt die later in het jaar? Elzes: „De vermeerdering is afhankelijk van de bodemtemperatuur en een geschikte waardplant. Die temperatuur kan in het najaar nog aardig hoog zijn.” Kroonen stelt dat het zin heeft de wintersterfteperiode te benutten. „Een Japanse haver onderdrukt Pratylenchus penetrans, maar vermeerdert Meloidogyne chitwoodi. Als je deze teelt tijdig stopt, heb je nog wat wintersterfte voor chitwoodi. Een andere keuze is de resistente bladrammenas inzetten tegen dat laatste aaltje.” Aaltjesdeskundige Johnny Visser vult aan dat de grenstemperatuur voor aaltjesactiviteit en -vermeerdering circa 6 graden is. Daarboven kan dus nog altijd vermeerdering plaatsvinden.
Inwerken of groen houden
Kroonen vraagt of de telers kiezen voor inwerken van groenbemesters voor de winter of groen houden. Op zwaardere grond kiezen veel telers op de Gelderse rivierklei voor inwerken in het late najaar. Jan Jansen bewerkt de zwaardere grond vaak eerder, maar als er vorst komt doet hij niets en laat hij de groenbemester zelf afsterven. Gerben Banken woelde en zaaide de groenbemester op 30 augustus, klepelde half oktober en ploegde in november. Zijn gele mosterd met 3 procent bladrammenas voor de GLB-eis pakte dit jaar de groei op vanaf dat er regen viel. De beworteling is ondanks de korte groeiperiode toch nog goed geweest. Bert Kuijpers zegt dat zijn uiterwaardengrond ook erg droog bleef. „Regen is dan bepalend voor het succes van de groenbemester.”
Kroonen constateert dat de meeste telers kiezen voor gele mosterd en bladrammenas. Bij Hans en Bart Winkel is de keuze dit jaar op een zelf samengesteld mengsel van facelia, Alexandrijnse klaver, vlas en wikke gevallen . Hans Winkel denkt echter volgend jaar weer wat meer gele mosterd in het mengsel op te nemen, omdat die sterker is in het najaar. Voordeel van facelia is dat er minder problemen zijn met slakken.
Zaaimoment
Frits Broekman kiest er op zijn bedrijf voor de kosten van de groenbemester laag te houden. Minder werk erin steken en minder zaaizaad gebruiken is in zijn ogen economisch verstandig. Hij zaait liever 8 kilo groenbemester dan 15 of 25, laat staan 35. Gijs van der Woerd zet daar tegenover dat in de demo in Erichem de bedekking en doorworteling met 25 kilo zaad beter was dan bij zaai van 15 kilo groenbemester. „Op basis van deze demo zou je zeggen dat wat meer zaaien lonen kan.”
Volgens Brigitte Kroonen is de ervaring dat de goede hoeveelheid zaaizaad sterk samenhangt met het moment van zaai. Later zaaien vereist meestal meer zaad om een goede bedekking te hebben, zegt zij. Sommige soorten moet je bovendien niet al te laat willen zaaien. In Erichem doet het te laat gezaaide biodiverse mengsel mede daardoor minder dan zou kunnen bij vroegere zaai, vermoeden de aanwezige deskundigen.
Op het demoperceel in Erichem komen volgend voorjaar suikerbieten. Dan kan blijken welke keuzes in zaaidichtheden, soorten groenbemesters, grondbewerking (ploegen of woelen) of braak gunstig zijn voor de volgteelt. Van der Woerd: „Voor de zaai kunnen we op het perceel kijken of er verschillen zijn. Dat doe ik toch liever dan online bespreken.” Kroonen: „Ik hoop dat we dan weer samen echt in het veld kunnen kijken hoe het eruit ziet rond half maart.”