Wratziekte slaat dankzij neerslag toch toe in aardappelras met hoge resistentie
Wratziekte is ondanks het relatief lage aantal vondsten een serieus probleem in de aardappelteelt. Het is namelijk een grondgebonden ziekte die vele jaren in de grond kan overleven. De belangrijkste waardplant is de aardappel, de belangrijkste verspreidingswijze is via pootgoed en grond. Om verdere verspreiding na een vondst te voorkomen, mogen op besmette percelen voor de duur van twintig jaar geen aardappelen en voortkwekingsmateriaal meer worden geteeld.
Wratziekte wordt veroorzaakt door de schimmel Synchytrium endobioticum. Deze schimmel heeft een quarantainestatus in de EU. Er bestaan verschillende fysio’s van de schimmel, waarvan fysio 1, 2, 6 en 18 voorkomen in Nederland. Fysio 1 komt voor in Zuidoost-Nederland en de overige fysio’s in Noordoost-Nederland. De vorige vondst van wratziekte was in 2015 op een perceel in de omgeving van Borger. Daar bleek na onderzoek sprake te zijn van fysio 18.
Per fysio zijn er verschillen in regelgeving, bijvoorbeeld bij het teeltverbod van twintig jaar. Afhankelijk van het type fysio is versoepeling mogelijk na vijf jaar. Gaat het om fysio 18, dan wordt rond het besmette perceel een zogenoemd kerngebied ingesteld met een straal van 1 kilometer rond dit perceel. Binnen zo’n kerngebied is de rassenkeuze voor de zetmeelaardappelteelt kleiner dan in het omliggende gebied.
Rassenkeuze
Rassenkeuze is een belangrijke factor in het verkleinen van de risico’s op besmettingen met wratziekte. Van veel rassen is bekend wat hun resistentie is tegen wratziekte. Hoe hoger het cijfer, hoe beter het ras bestand is tegen de schimmel. Rassen met het cijfer 10 zijn resistent, het cijfer 7 of 8 geldt als ‘licht vatbaar’ voor fysio 18. Bij een 7 of 8 is de expressie van wratten niet uitgesloten, weet Arjan de Rooij, directeur Agro bij Avebe. Festien heeft het resistentiecijfer 8 voor de fysio’s 1 en 18, en een 9 voor de fysio’s 2 en 6. Kan een ras met dergelijke resistentiecijfers dan nog wel veilig worden geteeld? Het is nog te vroeg om daar iets over te zeggen, geeft De Rooij aan. „Het onderzoek door NVWA loopt nog, het is ook nog niet bekend om welk fysio van wratziekte het hier gaat.”
De NVWA adviseert bij het vermoeden van wratziekte in het perceel of in de directe omgeving een ras te telen met een zo hoog mogelijke resistentie. „Het liefst een 10”, zegt sectormanager akkerbouw Bert Waterink van de NVWA. „Komt het niet voor in de directe omgeving of op het perceel dan volstaat een lager cijfer.” Het gaat er om of de schimmel in de bodem zit of niet.
De meeste zetmeelaardappelrassen hebben een resistentiecijfer 10 of 9. „Daar zul je nooit een wrat op ontdekken”, zegt Waterink. „Maar je bent er wel de ziekte mee aan het doden, omdat hij zich niet kan vermeerderen op deze rassen. Als je dus al meerdere jaren rassen met een 10 of een 9 hebt geteeld, dooft de schimmel door natuurlijk sterfte langzaam uit.”
Bedrijfshygiëne
Daarnaast speelt bedrijfshygiëne een belangrijke rol. Wratziekte kan worden voorkomen door gebruik te maken van schone machines en werktuigen, door geen vervuilde grond op de eigen percelen te storten en door het voorkomen van winderosie. Maar daarmee is het risico nog niet gedekt. De teler bij wie de besmettingen zijn gevonden, staat te boek als een nette teler die volgens de regels van bedrijfshygiëne werkt. Wat hier precies de oorzaak is van de besmettingen, is nog niet duidelijk.
Onder voor de schimmel gunstige omstandigheden kan de ziekte zich ondanks alle preventieve maatregelen toch openbaren. Schimmels gedijen in het algemeen goed bij vocht en temperatuur. Bij licht vatbare rassen zal onder gemiddelde condities (qua omgevingsfactoren, en een lage dichtheid van rustsporen in de bodem) amper zichtbare wratvorming optreden. Echter, als er kleine wratten worden gevormd in een periode met veel vocht (regen), en als in de periode na die initiële wratvorming de grond lang vochtig blijft, dan kan een kleine wrat uitgroeien tot een grote wrat. Op die wijze kunnen veel en grote wratten ontstaan.
Zeefgrond
Om zeker te weten dat de schimmel niet ook op andere plekken in de grond zit, heeft de NVWA onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van wratziekte in een straal van 5 kilometer rondom beide besmette percelen. Hierbij zijn percelen en zeefgrond geïnspecteerd op de mogelijke aanwezigheid van wratachtige structuren. Dit heeft niet geleid tot meer vondsten.
De besmette partij Festien ligt nog op het land. De aardappelen worden onder toezicht van de NVWA verladen. Wel moet het laad- en transportmaterieel worden gereinigd en ontsmet. Volgens de NVWA kan de partij aardappelen op een veilige wijze worden verwerkt door Avebe.
Betekent de nieuwe vondsten dat telers extra waakzaam moeten zijn? „Resistentie tegen wratziekte bij rassenkeuze is altijd al een belangrijk aandachtspunt voor telers van zetmeelaardappelen, ziekteresistentie gaat nog boven opbrengst”, zegt De Rooij. „We zullen als Avebe blijven benadrukken dat telers er goed aan doen rassen te kiezen met een zo hoog mogelijk resistentiecijfer.”