De aardappel volgen in teelt en bewaring dankzij 5G
Docent onderzoeker Jos Bredek van de Groningse Hanzehogeschool gaf zijn studenten de opdracht om een slimme pieper te maken met een chip erin. Die pieper moest vanaf het poten meten aan de omstandigheden van de aardappelen in de rug, meten aan de schokken die een aardappel te verduren krijgt bij het rooien en tijdens de opslag de concentraties van zuurstof en kooldioxide monitoren.
Dat moet allemaal kunnen met één batterij ter grootte van wat er in een doorsnee smartphone zit. Bredek vertelt dat de slimme pieper zuinig moet zijn met stroom tijdens de teeltperiode. Dat kan door met voldoende ruime intervallen de metingen aan vocht en temperatuur in de bodem door te zenden naar het 5G-netwerk.
Tijdens het rooien moet de XYZ-sensor die de bewegingen meet helemaal actief blijven, een korte arbeidspiek. De metingen in de bewaring worden weer met tussenposen doorgezonden. Dankzij 5G is zenden vanuit de grond en van onder een berg andere aardappelen mogelijk. Bredek vertelt dat met tactisch kiezen voor de sensoren, de wijze van versturen naar het netwerk en het type CPU (de besturing van de pieper), de batterijduur zeker lang genoeg kan zijn voor een heel teelt- en bewaarseizoen. De CPU wordt alleen wakker voor verbinden en zenden en gaat dan weer in slaapstand om de batterij te sparen.
Ziek zoeken
Een andere toepassing van 5G tijdens de (poot)aardappelteelt is een robotkarretje dat zieke planten in percelen opspoort. Directeur Sietse Damstra van het bedrijf ACS vertelt hoe deze PieperKieker ontwikkeld wordt. „We zijn bezig met het ontwikkelen van een prototype van deze robot. Voor het opsporen van aardappelziektes is nog wel veel kennis van ICT en kunstmatige intelligentie nodig.”
Vooral bij het goed herkennen van ziektebeelden heeft de PieperKieker nog wat hulp nodig in de vorm van veel veldbeelden. De elektronica en de accu’s kan ACS zelf ontwikkelen, voor de data die ten grondslag ligt aan de ziekteherkenning is het bedrijf aangewezen op wat studenten en vooral boeren kunnen leveren.
Damstra heeft hoge verwachtingen van de robot. „Bij Wageningen Universiteit hebben ze goede ervaringen met het ontwikkelen van dit soort techniek.” Op vragen de vragen of het niet mogelijk was de robot op basis van andere karretjes te maken of misschien liever een drone te gebruiken, antwoord Damstra dat vooral de lichte constructie van de robot van belang was, met name door lichte batterijen. Een rijdende robot, in tegenstelling tot een vliegende, kan ook vanonder naar het gewas kijken.
Het karretje maakt het gebruik voor de boer eenvoudiger en hij kan langer achtereen werken dan een vliegende camera. Damstra vertelt dat er nu al 68 sensoren en 6 microcontrollers op zitten. Hij verwacht dat toevoegen van sensoren die stoffen meten die zieke planten uitstoten een zinvolle uitbreiding vormen.