Europa en gewasbescherming: spanning op de lijn

Als gewasbeschermingsmiddelenindustrie zijn we niet anders gewend dan met ons hoofd in internationale en Europese sferen te verkeren en tegelijk met beide benen op Nederlandse grond of in de kas te staan. Aan het thema “de plaats van de Nederlandse landbouw in Europa” kunnen we dan ook vanuit het perspectief van gewasbescherming goed invulling geven.
Toegenomen Europese invloed
Binnen gewasbescherming neemt de invloed van de Europese Unie in de laatste decennia toe. Sinds begin 90er jaren is de goedkeuring van actieve stoffen Europees geregeld. Sinds 2011 wordt ook de toelating van de middelen Europees gecoördineerd via een beoordeling in een zonaal systeem.
Aanvullend kunnen regels omtrent het gebruik van de middelen op grond van de Richtlijn duurzaam gebruik per land worden vastgesteld, terwijl lidstaten via Nationale Actie Plannen eigen accenten kunnen leggen in de uitvoering. Maar ook daar zie je dat Europa meer grip probeert te krijgen op de condities waaronder in de verschillende landen met gewasbescherming moet worden omgegaan.
In de Europese Farm to Fork-strategie is bijvoorbeeld aangegeven dat het gebruik en het risico van gewasbeschermingsmiddelen in de Europese Unie tegen 2030 met 50% moet zijn teruggebracht. Bij de bespreking van deze doelstellingen met de zusterorganisaties in andere landen is het ons opgevallen dat de meeste landen de ambities in algemene zin positief ontvangen. Echter meteen wordt eigenlijk ook al duidelijk gemaakt dat de reductiedoelstellingen beslist niet onverkort in het eigen land kunnen gelden. Die reductiedoelstellingen zijn natuurlijk vooral bedoeld voor andere landen!
Dit brengt meteen de spanning aan het licht van de toegenomen Europese invloed. Enerzijds worden zaken gecoördineerd en Europees afgestemd en bepaald; anderzijds willen landen hun eigen autonomie niet opgeven en blijven zij regels naar eigen voorkeur en passend in de nationale situatie toepassen. Dat maakt de complexiteit alleen maar groter.
Drietrapsraket
Dit geldt ook voor de toelating van de middelen. Na de Europese goedkeuring van de werkzame stof en de beoordeling van het middel binnen de Centrale Zone, volgt er in Nederland nog een traject met het Ctgb waarin de toepassing van het middel “passend” moet worden gemaakt naar de Nederlandse omstandigheden. Het Ctgb geeft aan in het streven naar Europese harmonisatie zo minimaal mogelijk af te wijken van Europese toelatingen van gewasbeschermingsmiddelen. Maar er zijn een drietal nationaal-specifieke elementen die, voor zover relevant, extra worden beoordeeld. Daarbovenop gelden er specifieke regels van meer technische aard gerubriceerd in acht aspecten, verband houdend met specifiek landbouwkundig gebruik in Nederland. Is dit onlogisch? Nee.
Maar de drietrapsraket (EU, zonaal, NL specifiek) geeft wel aan dat de weg die moet worden afgelegd om uiteindelijk tot een nationale toelating te komen, lang en kostbaar is. Dat geldt zeker voor specifiek Nederlandse teelten en kleine toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen, waarvoor de derde trap in de drietrapsraket in een Europees speelveld vaak een moeilijk te nemen horde is.
Voorwaarden voor transitie
Een ander spanningsveld tussen Europa en de Nederlandse landbouw, als het om gewasbescherming gaat, betreft de toegenomen politieke invloed op alle procedures. Het Europees Parlement laat van zich horen, maar ook het nationale parlement, dat boodschappen formuleert aan het kabinet om in Europees verband mee te nemen. Regelmatig doen deze politieke oproepen afbreuk aan wet- en regelgeving die door deze volksvertegenwoordigers zelf is vastgesteld. Maar zij doen ook afbreuk aan de voorspelbaarheid die nodig is om verantwoord investeringen in nieuwe toelatingsaanvragen te kunnen doen.
In Europa is de Green Deal en de Farm to Fork strategie het kompas waarop gevaren wordt. In Nederland hebben we met ministeries en een aantal maatschappelijke partijen een Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 ontwikkeld met een bijbehorend Uitvoeringsprogramma. Daarmee wordt een transitie beoogd in de manier waarop we met gewasbescherming omgaan. Beide ontwikkelingen gaan in dezelfde richting. De richting van duurzaamheid, die onze industrie uitstekend kan ondersteunen. Betere en veiliger gewasbeschermingsmethoden en -middelen, met een lager risico-profiel, steeds meer van natuurlijke oorsprong, die uitstekend passen in geïntegreerde teeltsystemen (IPM). Op Europees vlak heeft onze koepelorganisatie ECPA het commitment gegeven tot 2030 gezamenlijk €4 miljard te investeren in de beschikbaarheid gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong. Wij kunnen de bijdrage in de transitie dus leveren.
Maar wil deze bijdrage er ook echt komen, is het nodig dat de voorspelbaarheid in de procedures op Europees en op nationaal niveau toeneemt en de politiek dus ook de door haar zelf vastgestelde regelgeving en procedures respecteert, inclusief het uitgangspunt dat besluitvorming over gewasbeschermingsmiddelen op een wetenschappelijke basis plaatsvindt. Verder is het van belang dat Europees en nationaal de noodzakelijke capaciteit voor de beoordeling van de werkzame stoffen en de middelen beschikbaar komt, wil de innovatie dan ook echt de markt kunnen bereiken en een bijdrage kunnen leveren aan de beoogde transitie.
Er is veel te wensen voor 2021. Maar op het vlak van gewasbescherming wens ik ons allen toe dat Brussel en Den Haag zich gezamenlijk inzetten voor voldoende beoordelingscapaciteit van nieuwe producten én voorspelbaarheid in de toelatingsprocedures. In het belang van de land- en tuinbouw, de oogst- en voedselzekerheid en de gewasbeschermingstransitie.
Tekst: Maritza van Assen