Effecten bijzonder groeiseizoen bepalend voor bewaarproef
Bewaarproef uien: Gemiddeld 59,3 ton netto uien en meer tarra
De hectareopbrengsten in de proefrooiingen vielen hoger uit dan gemiddeld in de praktijk is gerealiseerd. Na de bewaarperiode was de netto opbrengst van de proeven gemiddeld 66,2 ton per hectare. Vervolgens bleef er na het sorteren 59,3 ton netto per hectare over, dat is gemiddeld hoger dan de werkelijke uienopbrengst in Nederland. Volgens De Groot en Slot is dit veroorzaakt doordat de proefrooiingen zijn gedaan op percelen of stukken van het perceel waar de stand goed was. Daar is bewust voor gekozen, zegt Lynette Verweel van het zaadbedrijf. „We wilden een goede vergelijking kunnen maken tussen de rassen. Kwaliteit is daarom dit jaar boven de opbrengst gegaan in de proef.”
Door de extremen in het seizoen zijn percelen en proefvelden met een grote variatie in stand of een te dunne stand niet meegenomen, omdat deze niet representatief zijn om te kunnen vergelijken. Het verkoopteam verwacht nog steeds dat de landelijke opbrengst van de zaaiuien niet veel hoger zal zijn dan vorig jaar.
10 Procent tarra
Het tarrapercentage in de proefrooiingen kwam uit op 10 procent, waarvan de helft is veroorzaakt door fusarium, nog eens 20 procent was bacterie. „Daar schrik je dan wel van. Hieruit blijkt maar weer dat fusarium probleem nr 1 is voor de uienteelt.” Ook zijn er meer watervellen en diknekken gevonden dan in andere jaren. Bovendien zijn in monsters uit Oost-Nederland vaker uien aangetroffen die minder in de huid zitten en/of een scheurkontje vertonen. De opbrengsten zijn hier wel gemiddeld tot goed. De meeste uien met fusarium waren afkomstig uit de provincie Flevoland. In het noorden van Nederland was de tarra gemiddeld lager op de zwaardere kleigronden. Het hoge tarrapercentage is volgens De Groot en Slot een gevolg van de weersextremen en het traag op gang komen van veel uienpercelen.
Wat verder opvalt is dat de uien qua maatsortering grover zijn dan in andere jaren. Gemiddeld heeft meer dan 60 procent van de bemonsterde uien een maat van >60 mm. In het noorden waren de uien gemiddeld iets grover dan in het zuiden.
De uitkomsten zijn geen verrassing, zegt Verweel. „Gezien de trage start hadden we voorzien dat het geen jaar als andere zou worden. Ook hadden we na de warme augustus wel vragen bij een goede werking van de kiemrustbehandelingen.”
Hardheidsmeter
Voor het derde jaar heeft De Groot en Slot bij de bewaarproef gebruik gemaakt van de hardheidsmeter. Hieruit kwam onder meer naar voren dat bij sommige uien meer sprake was van indrukking. Bij het doorsnijden van de uien was de oorzaak direct zichtbaar, namelijk interne schot. Het was niet voor allepartijen duidelijk of ze al dan niet waren behandeld met een antispruitmiddel. Het advies blijft dan ook om de uien die nog in de bewaring liggen goed te controleren. „Snijd de uien door: zie je ruimte in het hart, dan is het goed. Maar merk je dat die ruimte zich opvult, dan is er sprake van intern schot.” Haar advies: „Denk in zo’n geval na over een snelle aflevering van de partij. Eén voordeel: de markt vraagt op dit moment wel om uien.”
De bewaarproef is voor het zevende jaar op rij gehouden. In totaal zijn circa 300 monsters uit Nederlandse en Belgische partijen gecontroleerd. Deze zijn meerdere maanden bewaard bij De Groot en Slot. Deze week zijn de partijen gesorteerd en beoordeeld. Doel van de proef is om met behulp van de resultaten een zo goed mogelijk advies te kunnen geven aan telers. In de proef worden zowel eigen rassen als rassen van derden met elkaar vergeleken.
Tekst: Fenneke Wiepkema
Journalist, opgegroeid op een akkerbouwbedrijf. Schreef al voor verschillende landbouwuitgevers over het vakgebied akkerbouw en doet dit sinds 2012 als chef-redacteur akkerbouw bij Agrio. Schrijft en coördineert voor Akkerwijzer.nl, het vakblad Akkerwijzer en de regionale titels van Agrio.
Beeld: De Groot, Slot
Bronnen: De Groot, Slot