Dalende export akkerbouwgewassen door coronapandemie
De totale Nederlandse landbouwexport komt over het jaar 2020 naar schatting uit op 95,6 miljard euro. Dit is (wederom) een nieuw record. Van deze 95,6 miljard is 68,3 miljard euro afkomstig van de export van producten van Nederlandse makelij en 27,3 miljard euro uit wederuitvoer. De export leverde naar schatting 41,9 miljard euro aan exportverdiensten op voor de Nederlandse economie. Inclusief landbouwgerelateerde goederen gaat het om 105,4 miljard euro exportwaarde en 46,1 miljard euro exportverdiensten.
Lagere exportwaarde
De waarde van de export van kas- en vollegrondsgroenten, aardappelen en uien bedroeg 7,1 miljard euro in 2020. Dit is bijna 3 procent lager dan in 2019. De afgenomen vraag komt door het sluiten van de horeca en foodservice en de vele evenementen die geen doorgang vonden. Ook de consumptieaardappelen hadden daar last van. Er werd veel minder friet gegeten en daardoor daalden de prijzen sterk; het geëxporteerde volume nam af waardoor de ingevroren voorraden toenamen.
Daarnaast heeft de druk op de aardappelprijzen invloed gehad op de hoeveelheid geëxporteerde pootaardappelen, met name naar België, omdat naar verwachting het aardappelareaal in 2021 zal dalen. In tegenstelling tot de aardappelen verliep het verkoopseizoen 2019/2020 voor uien goed en ook het nieuwe seizoen 2020/2021 beleefde een goede start. In vergelijking met de aardappelen is de afzet van uien minder gericht op de horeca en daardoor minder gevoelig voor de coronacrisis. Wel had deze sector even last van de maar weinig beschikbare zeecontainers ten tijde van de coronacrisis in China.
Suiker
In 2020 exporteerde Nederland voor 1,5 miljard euro aan suiker en suikerwerk. Dit is bijna 2 procent minder dan in 2019 en nagenoeg gelijk aan de ingeschatte daling van de consumptie van suiker door de coronapandamie wereldwijd (-2 procent) en iets lager dan de inschatting in Europa (-2,6 procent). De belangrijkste exportbestemmingen voor Nederlandse suiker zijn: Duitsland (19 procent) en België (13 procent), gevolgd door Frankrijk (9 procent) en het VK (8 procent).
De dalingen werden deels teniet gedaan door een toename van de export naar Italië van witte suiker. De export van suiker en suikerwerk bestond in 2020 voor 79 procent uit goederen van Nederlandse makelij. Vanuit Frankrijk werd 7 procent meer geïmporteerd, vooral meer witte- en rietsuiker.
Meel
In 2020 bedroeg de exportwaarde van meel, mout en zetmeelproducten 0,8 miljard euro. Dit is een daling van ruim 5 procent ten opzichte van 2019. Van deze goederen ging 14 procent naar Duitsland en 13 procent naar België. De export naar beide landen nam sterk af. De export naar China, exportland nummer 6, steeg sterk. Het gaat dan vooral om meel, gries, poeder en vlokken, korrels en pellets van aardappelen.
De lagere export naar Duitsland werd vooral veroorzaakt door een lagere exportwaarde van tarwezetmeel en mout. De lagere exportwaarde naar België had vooral te maken met een daling van het lagere volume van tarwegluten en ongebrande mout. Mout is een belangrijke grondstof voor het maken van bier. Door de coronapandamie staan de bierproductie en -consumptie onder druk.
Granen
De exportwaarde van granen bedroeg in 2020 0,6 miljard euro. Dit is een daling van ruim 12 procent ten opzichte van 2019. Vooral de export naar de ons omringende landen Duitsland, België en Frankrijk nam sterk af. De daling naar België bleef met 2 procent beperkt. Samen zijn deze drie landen goed voor meer dan 77 procent van de Nederlandse export. De daling van de export richting Duitsland en Frankrijk kwam door een afname van de volumes van (zaai-)mais. Ook naar België daalde de exportvolumes van mais, maar ook voor andere granen was de exportwaarde lager.
De lagere exporten hebben volgens het CBS mogelijk te maken met de lagere importen. In 2020 was de export van granen voor 39 procent van Nederlandse makelij. De importwaarde daalde met ruim 8 procent. Frankrijk is met een aandeel van 25 procent het belangrijkste herkomstland voor de import van Nederlandse granen. Het aandeel van Oekraïne bedraagt momenteel 20 procent. In de afgelopen jaren steeg de import uit dit land sterk. Duitsland volgt met een aandeel van ruim 19 procent. Uit Frankrijk werd minder tarwe tegen een lagere prijs ingevoerd en uit Oekraïne werd veel minder kilogrammen mais geïmporteerd. Daar tegenover stond een grotere hoeveelheid van gerst en tarwe uit Duitsland.
Tarwe
Tarwe wordt onderscheiden in zachte tarwe en harde of durumtarwe. Tarwe is de belangrijkste grondstof voor bloem en brood en wordt ook met andere granen en soja in veevoeders verwerkt. Tarwe is het grootste graangewas in Nederland; dit betreft zachte tarwe. De binnenlandse tarweproductie is verre van voldoende om aan de behoefte te voorzien: ruim 80 procent van het verbruik bestaat uit import. Een groot deel (ongeveer 60 procent) van de in Nederland geïmporteerde en geteelde tarwe wordt tot veevoeders verwerkt en circa 40 procent is bestemd voor humane consumptie.
De tarwe die in Nederland wordt geteeld voldoet doorgaans niet aan de kwaliteitseisen van baktarwe, zoals eiwitgehalte, om er brood van te bakken. Voor de teelt van kwaliteitsgranen worden specifieke rassen gebruikt. De bescheiden premies voor teelt van bakkwaliteit maakt dat veel telers voor de teelt van voergraan kiezen. De klimatologische omstandigheden voor de teelt van baktarwe zijn elders ook gunstiger. Om die reden importeren maalderijen bakwaardige tarwe uit met name Duitsland en Frankrijk. Zij mengen en malen verschillende tarwesoorten afhankelijk van de kwaliteiten en gewenste specificaties tot melanges. Zo ontstaat een breed assortiment aan bloem- en meelsoorten voor diverse toepassingen, meergranensoorten, specialiteiten en procesverbeteraars voor industriële en ambachtelijke bakkerijen.
Gerst
Van het binnenlandse verbruik van gerst wordt circa 5 procent in Nederland geteeld. Ongeveer 80 procent van het binnenlandse verbruik wordt verwerkt in veevoeders en 20 procent is bestemd voor humane consumptie (bier). Gerst is een belangrijke grondstof voor de productie van bier, maar niet alle gerst voldoet aan de kwaliteitseisen die vereist zijn voor het mouten en brouwen (brouwgerst).
Seizoensinvloeden kunnen bepalend zijn voor het binnenlandse aanbod van gerst: een nat najaar kan de inzaai van wintertarwe belemmeren zodat telers als alternatief in het voorjaar kiezen om gerst in te zaaien. In geval van een omvangrijke gerstoogst komt een groter deel in veevoeders terecht.
Tekst: Guus Queisen
Opgegroeid op een gemengd agrarisch bedrijf op een typisch Zuid-Limburgse carréboerderij. Na een financieel/economische opleiding en diverse functies sinds 1985 in deeltijd en sinds 1996 fulltime op freelance basis actief in de landbouwjournalistiek. Volg kritisch alle ontwikkelingen die (in-)direct aan de agrarische sector gerelateerd zijn. Bij Agrio werkzaam voor zowel de papieren als de digitale uitgaven van: Stal en Akker, Pigbusiness, Melkvee en Akkerwijzer.
Beeld: Susan Rexwinkel
Bronnen: CBS, Agrimatie Wageningen Economic Research