‘Afname koolstofvoorraad Nederlandse bodems vooral in veen’
Van Tol werkte aan de landelijke monitoring van koolstof en bodemkwaliteit. Tijdens een digitale bijeenkomst van de Nederlandse Vereniging van Bodemkundigen (NVB) gaf ze uitleg over hoe de afgelopen jaren metingen zijn gedaan op heel veel plaatsen in Nederland, landbouwgrond en natuur.
De eerste ronde van bodemmetingen besloeg 1392 locaties. ‘Het betreft 96 deelgebieden, waarbinnen dan meerdere steekproeflocaties zijn.’ In 2001 werd die eerste ronde afgesloten. In 2018 was het team klaar met de tweede ronde. Dat betrof 1152 locaties, een lager aantal, omdat de locaties kunnen verdwijnen als er bebouwing of andere veranderingen een nieuwe boring onmogelijk maken.
De bemonstering gebeurt op twee dieptes: 0-30 centimeter en 30-100 centimeter. In de meeste gevallen is de eerste meting een goede referentie voor de tweede, maar als veen door ontwatering gevolgd door oxidatie verdwijnt, dan is er in feite een laag bovenaf verdwenen. Van Tol laat zien met figuren dat de grote verliezen op veen significant zijn en dat op de minerale gronden maar kleine verschillen te zien zijn in koolstofvoorraden, soms zelfs lichte toenames. De veenweide gebieden zijn de meest kooldioxideverliezende regio’s. Ze liggen in Zuid-Holland en Friesland en her en der verspreid in het land nog wat kleine gebiedjes.
Lastig meten
Bij de metingen aan de bodemkwaliteit bleken omstandigheden soms belemmerend. ‘Dit maakt het moeilijk om een kwaliteitsoordeel te geven over die gronden’, zegt Van Tol. ‘Tijdens hele droge zomers was het bijvoorbeeld lastig een waarde te bepalen voor de indringingsweerstand. Het is beter dat dergelijke metingen op veldcapaciteit gebeuren.’
De metingen vormen een basis voor het bepalen of bodems in kwaliteit vooruit of achteruit gaan en daarmee geven ze een idee of maatregelen door telers of beheerders het beoogde effect hebben. De overheid wil per 2030 alle Nederlandse landbouwgronden duurzaam laten beheren en is op zoek naar de goede indicatoren voor bodemkwaliteit om veranderingen aan te refereren.
De onderzoekers gebruiken de ervaringen van nu om de metingen beter te maken en om toch zoveel mogelijk uit te halen voor de beoordeling en vergelijking van dezelfde bodems over een aantal jaren. De publiek-private samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer en het project Slim Landgebruik hebben goede metingen nodig om te bepalen of het bodembeheer in Nederland leidt tot betere bodemkwaliteit en meer koolstofvastlegging. De overheid kan daarmee beleid bepalen.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes