Gips is als een paracetamol voor de bodem
Alsof het gesneeuwd heeft. Zo lijkt het als de gipsstrooiers hun werk hebben gedaan. Gips als calciumbron is sinds de wormenproblematiek in de Flevopolder weer in de belangstelling komen te staan, als een snelle manier om de rooibaarheid van de grond te verbeteren. Toch is het gebruik van gips verre van nieuw. Vlak na de oorlog, en na de watersnoodramp van 1953 in het Zuidwesten, werd gips in grote hoeveelheden over de kleigronden gereden. Om daarmee het zout uit de bodem te verdrijven.
Rulle structuur
De grote, positief geladen calciumionen nestelen zich tussen de negatief geladen kleiplaatjes. Daardoor worden die uit elkaar gedrukt en tegelijkertijd stabiel met elkaar verbonden. Dat draagt bij aan een rulle structuur. Andere positief geladen elementen, waaronder natrium, maar ook kali en magnesium, worden daarbij uit het klei-humuscomplex gedrukt. Omdat natrium het zwakst gebonden is, komt dit makkelijk vrij en spoelt uit. Weg zout.
Gips is populair op de klei, omdat het snel zijn werk doet en niet van invloed is op de pH. Jonge zeeklei bevat van nature voldoende kalk, in de vorm van schelpjes, en de pH is vaak wel in orde. Maar na verloop van tijd neemt de hoeveelheid makkelijk oplosbare kalk af en komt er minder calcium beschikbaar. Ook gaat er calcium verloren via uitspoeling en door opname door het gewas. De bezetting van calcium aan het klei-humuscomplex kan daardoor onder de 90 procent zakken. Dat is een percentage dat op kleigronden gezien wordt als een optimale bezetting voor een goede bodemstructuur.
Lees het volledige achtergrondartikel in het vakblad Akkerwijzer dat vrijdag 19 februari bij de abonnees in de bus ligt. Vraag hier een gratis proefnummer aan
Tekst: Agrio
Beeld: Trekkerweb