Floris: niet-essentiële elementen wel essentieel voor gezondheid planten
Volgens Floris leunt de landbouw nog te sterk op de 160 jaar oude bemestingsleer van Justus von Liebig. „We hebben meer verstand van de bodem op de maan dan die op aarde”, scherts hij. Dat komt ook omdat bodem, bodemleven en plantengroei zo ingewikkeld zijn dat er nog een wereld aan kennis over op te doen is. Floris zegt daarom dat het goed is om allereerst te gaan studeren op de wortelbiologie. Daarmee kan de landbouw volgens hem grote stappen maken. „Planten zijn zelf de enige bodemverbeteraars.”
Planten maken zelf én vooral in samenwerking met bodemschimmels en bacteriën in het wortelmilieu de omstandigheden waarin ze het beste gedijen. Floris zegt dat ze symbioses aangaan met andere organismen. Ze voorzien die van energie en krijgen in ruil voor de ‘gelekte’ suikers stoffen en water die hun groei stimuleren en hun gezondheid bewaren. Een plant groeit volgens hem op de beperkte set van 14 of 17 elementen die landbouwkundigen als essentieel beschouwen. Ze hebben veel meer elementen nodig om zich te beschermen tegen belagers, de ziekten en plagen die optreden.
Het deel van de plantenwortel dat zelf voeding en water opneemt uit de bodem leeft maar drie weken, zegt Floris. Door in die periode samen te gaan werken met mycorrhizaschimmels vergroot de plant het bereik in de bodem enorm en blijft de wortel veel langer geschikt om voedsel en water op te nemen.
Koppeling menselijke gezondheid
Planten die rijker zijn aan veel verschillende mineralen zijn sterker. Floris zegt dat het daarom mogelijk is om planten op een kunstmatig medium te laten groeien op de beperkte set elementen, maar dat diezelfde planten, buiten en blootgesteld aan alle bedreigingen daar, niet zouden overleven. „Een plant zonder symbionten heeft het moeilijk of is alleen overeind te houden op een medium met kunstmest.”
Een rijke bodem en bodemleven zijn essentieel voor de gezondheid van de gewassen die boeren telen, denkt Floris. Hij stelt dat daarom de doelstellingen van een duurzame landbouw niet te halen zijn, zonder te werken aan een rijkere bodem met mycorrhiza’s. De bodemschimmels stellen de plant in staat mineralen te bereiken, waar ze zelf op eigen kracht niet bij zouden kunnen.
De gezondere planten met meer inhoudsstoffen zijn op hun beurt van belang voor de gezondheid van de mens. Floris noemt in dat verband de vele ziektes die mensen kunnen treffen. Om die gezondere planten te krijgen denkt hij aan verrijking van de bodem met steenmeel en veel organische mest. „Beperken van het gebruik van kunstmest is nodig om duurzame landbouw te bereiken.” Van steenmeel werd 130 jaar geleden bekend dat het effect op de plantproductie en –gezondheid had. In Zwitserland en Oostenrijk deden telers er ervaring mee op. De publicatie ‘Brot aus Steine’ droeg bij aan deze wijze van teelt met steenmeel. In de Alpen is het gebruik van de bodemverrijker nog steeds gewoon. „We zien productieverbetering en gezondere planten waar telers steenmeel gebruiken.” Steenmeel bevat veel nutriënten waar landbouwbodems in de loop der jaren een tekort aan opbouwden.
As en verkoolde houtresten werden vroeger van de bakkersovens naar de akkers gebracht. „In hout zitten wel 60 verschillende elementen. Je kunt deze potas niet vergelijken met potasium of kalium, zoals we nu wel doen. Dat bevat maar één element”, zegt Floris. „Bij de industrialisering van de landbouw hebben we niet beseft wat het effect op de lange termijn zou zijn.”
Behoud van bodemopbouw
De structuur die planten en bodemleven nalaten is van belang voor de volgende generaties gewas op de grond. De ‘liftschachten’ van wortels en wormen dragen bij aan de goede doorworteling van een volgend gewas. Daarom bepleit Floris ploegloos of slechts ondiep bewerken van de grond. Dit houdt ook het positieve bodemleven in stand, zegt hij.
Onder de grond is het een voortdurende oorlog tussen allerlei vormen van leven: schimmels, bacteriën en aaltjes en nog veel meer bodemleven. Problemen met bodemziekten of –plagen zijn volgens Floris een gevolg van het kwijtraken van de natuurlijke vijanden van die ziekten en plagen. „Zijn er geen vijanden van plaagaaltjes, dan krijg je steeds meer plaagaaltjes. In de bodem komen 1.200 aaltjes voor. Daarvan zijn 23 bekend als plantparasitair.”
Alles bij elkaar opgeteld pleit de PHC-directeur voor meer aandacht voor de gezondheidsbevorderende nutriënten in de bodem, voor meer bodemleven, voor organische plantenvoeding in plaats van kunstmest en voor in stand houden van de bodemstructuur. De overgang naar duurzame systemen moet volgens Floris wel geleidelijk, niet in één keer door het omzetten van een landbouwsysteem. Hij zegt dat telers die bewust naar deze vormen van duurzaamheid gaan ongeveer drie jaar nodig hebben om hun percelen te laten wennen aan die vorm van landbouw. „Ondernemende boeren kunnen het allergemakkelijks anders omgaan met de grond. Als ze minder afhankelijk van kunstmest worden, zullen ze ook minder afhankelijk van gewasbescherming worden, omdat de gewassen weerbaarder worden.”
De geleidelijke overgang naar een nieuw systeem is volgens Floris ook ingegeven door de economie. „Als je lang gangbaar hebt geboerd, is de grond chemisch gewend aan die handelingen. Bouw af en bouw op. Grond is een biotoop, is eigenlijk een organisme. De boer moet wel geld blijven verdienen in die overgang. De prijzen voor voedsel zijn al achterlijk laag. Je kunt op termijn wel lagere kosten krijgen door de grond voor je te laten werken.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes