
Belang boerenhulp bodemleven steeds meer beseft

In een goede bodem komen per hectare 3 tot 7 miljoen wormen voor, aldus Elferink. „Dat is een ton aan levend gewicht. Het zijn de shovels van de boer. De strooiselwormen komen voor in de eerste tien centimeter van de bodem. Zij verwerken de gewasresten. De bodembewoners zijn wormen die daaronder wonen. Daarbij horen de regenwormen. Ze zetten de bodem om. De pendelaars bewegen vertikaal door de bodem. Deze wormen komen tot drie meter diep. Ze zijn van belang voor de doorworteling en de waterinfiltratie.”
De uitwerpselen van al die wormen zijn belangrijk voor de voeding van gewassen. Ze bevatten meer beschikbaar fosfaat en andere elementen dan de grond die ze opaten. „Zorg dus dat die wormen aanwezig kunnen zijn en dat je ze goed verwend.” In de akkerbouw zijn de pendelaars zeldzamer. Ze verdragen het systeem met ploegen en andere grondbewerkingen niet goed.
In een gezonde grond leven volgens Elferink op een vierkante meter 500 tot 700 wormen. „In een kluit kan je ze tellen. Twintig regenwormen is dan goed. Op zand is het wat minder. Als je er maar twee vindt, is het niet best.” Bij droogte trekken de wormen zich dieper terug. Een telbeurt moet je als teler dus liefst doen op een vochtige voorjaarsdag, raadt de Lector Duurzaam Bodembeheer aan.
Tonnen ander leven
In het webinar over het bodemleven gaf Keuning uitleg over bacteriën en schimmels. Bij het event aanwezige telers konden stellingen beoordelen. Zij verwachtten dat er meer gewicht aan bacteriën dan aan gewasopbrengst in de bodem kan zitten. Dat kan ook volgens Keuning. Onder grasland kan tot 10 ton aan bacterieleven zitten. In de akkerbouw is de productie van het gewas vaak hoger dan de levende massa aan bacteriën.
De soortenrijkdom aan schimmels en bacteriën is enorm. Keuning: Per gram grond komen miljarden bacteriën voor van heel veel soorten. Je vindt in de bodem ook 10.000 tot wel 100.000 soorten schimmels. De bacteriën hebben functies als stikstofbinder. Een bacterie kan actief ziektes bestrijden of de wortels beschermen. Andere soorten stimuleren de wortelgroei.”
De plant beïnvloed zelf welke bacteriën hij het liefst in zijn omgeving heeft. Keuning: „Het is een elegant systeem. Ongeveer 30 procent van de koolstof die een plant maakt geeft hij weg aan het bodemleven.”
Niet negatief
Elferink vindt de negatieve associatie bij schimmels en bacteriën onterecht. „De ruilhandel met exudaten is gunstig voor het gewas. Mycorrhizaschimmels maken anorganisch fosfaat vrij. De schimmeldraden zijn fijner dan de wortels en kunnen in poriën, waar de wortels niet in kunnen.. Schimmels produceren ook een lijmstof voor bodemdeeltjes. Dat is goed voor de structuur.”
Door de gevoeligheid voor bewerking zijn bacteriën op akkerland meer dominant en hebben schimmels en wormen het daar lastiger. Keuning denkt dat we nu al veel weten over de goede eigenschappen van het bodemleven, terwijl nog maar het topje van de ijsberg erover onderzocht is. „We kunnen dus nog veel meer gaan ontdekken.”

Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes