Vertroetelen van het bodemleven doe je zo
Elfering omschrijft al die nuttige bodemorganismen als gangmakers voor chemische processen, biologische regelaars en ingenieurs in het bodemsysteem. „Een Griekse wijsgeer noemde de wormen al de darmen van de aarde”, zegt hij. Wormen, bacteriën en schimmels zijn in staat om voeding, water en bescherming te bieden voor het gewas. Als teler kan je dat bodemleven ook voeden en beschermen, zodat deze boerenhulpen aanwezig zijn en actief voor de teelt.
Als het de voeding betreft kan de teler met gewasresten, dierlijke mest en bodemverbeteraars de wormen aanzetten tot omzetten en verrijken van de grond en de verhouding van bacteriën en schimmels sturen. Elferink: „Bacteriën houden van snel afbreekbaar organisch materiaal zoals drijfmest en schimmels doe je een groot plezier met compost en vaste of ruige mest. In het algemeen is organische mest voor het bodemleven positief.”
Om de wormen te stimuleren raadt Elferink aan om de bodemopbouw intact te houden. „Dan denk ik aan niet ploegen en toepassen van niet-kerende grondbewerking. Ze zijn daarnaast gevoelig voor zouten.” Omdat kunstmest vaak in de vorm van zouten gestrooid wordt, raadt Elferink aan te kiezen voor vormen die minder zout zijn of voor matig gebruik hiervan. Ploegen breekt ook de schimmeldraden in de grond. Die moeten dan weer compleet opnieuw opgebouwd worden.
Qua zuurgraad verschillen de voorkeuren van schimmels en bacteriën. „De optimale pH voor schimmels is iets zuurder. Bacteriën hebben liever licht basische omgeving. Verder houden de schimmels niet van hoge stikstofbemesting. Daarom zijn die vaste mestsoorten beter.” Schimmels die leven op dood hout kunnen zaagsel lekker vinden. Elferink denkt dat telers kunnen kiezen voor het systeem waarin de plant de schimmels nodig heeft in plaats van de plant zelf te voeden.
Keuning zegt dat stimuleren van bodemschimmels de overlast met aaltjes kan verkleinen. „Er zijn zelfs schimmels die aaltjes met een lasso kunnen vangen.” Bepaalde schimmels bevorderen bij droogte de wateropname voor de plant. „Je zou die schimmels eerder willen stimuleren dan dat die droogte optreedt.”
Middelen met bacterie of schimmel
Middelen met stimulerende schimmels of bacteriën kunnen volgens Keuning en Elferink goed zijn, maar zij raden de telers aan er wel heel kritisch op te zijn, omdat het aanbod groot is en het daarbij de vraag is welke toepassingen iets bijdragen en welke alleen maar geld kosten. Elferink spreekt over meer dan duizend middelen om grond of zaad mee te enten. Hij verwacht zeker wat kaf tussen het koren.
Er zijn dingen die de boer kan doen om goed bodemleven te stimuleren. Elferink: „Maar de plant is de baas. Die bepaalt veel van het bodemleven.” Hij zegt dat de energie in mest en organische stof gelijk staat aan goede koolstofbalans. Komt de plant te gemakkelijk aan wat hij nodig heeft, dan steekt hij minder energie in het bodemleven en kan hij vatbaarder worden voor ziekten en plagen. „Let ook op stressfactoren als gewasbeschermingsmiddelen of zouten, die de plant gevoeliger maken.”
Bovengrondse biodiversiteit resulteert in ondergrondse biodiversiteit. Daarom denken Keuning en Elferink dat telers in de toekomst hun voordeel gaan halen uit andere vormen van landbouw dan monoculturen. Binnen een perceel kan dat door intercropping, strokenteelt of agroforestry. „Jaarrond groen houden met gewassen, groenbemesters en onderzaai zijn daarom goed”, aldus Elferink. „Het klinkt als vloeken in de kerk, maar zelfs onkruid kan wel eens beter zijn dan braak. Leg eens een mulchlaag aan als je geen levend gewas hebt staan. Dat is toch een bescherming voor het bodemleven.”
Keuning verwacht niet dat we over 20 jaar heel Nederland vol hebben staan met voedselbossen. Wel verwacht ze een sterke toename van diversiteit op boerenland. „Zoiets als kruidenrijk grasland is dan heel normaal geworden, verwacht ik.” De diversiteit verhindert het snel verspreiden van ziektes en plagen en ondergrondse diversiteit zorgt voor bescherming van de planten.
Elferink denkt dat totaal afzweren van kunstmest niet nodig hoeft te zijn. „Bij te veel ervan heeft de plant geen bodemleven nodig. Een beetje geven als zetje bij de begingroei kan goed zijn voor de ontwikkeling van biomassa en via die plantengroei het bodemleven juist stimuleren.”
Zichtbaar
Boeren kunnen wormen tellen of in een profielkuil bekijken hoe de structuur van de grond is. Dat laatste is een indicator voor schimmel- en bacterieleven, maar hoe actief dat is, kan je moeilijk zien. Elferink noemt twee ludieke manieren om de afbraakprocessen door schimmels en bacteriën in de bodem te zien: het ingraven van ‘Lipton theezakjes’ of van een ‘katoenen Hema-onderbroek’. Die theezakjes zijn van nylon. „Je kunt dan die met groene thee en die met rooibosthee gebruiken. De groene thee breekt gemakkelijk af en de rooibos bevat wat meer lignine (houtstof). Na een week of zes kan je dan zien hoe goed het bodemleven dit afbreekt. De onderbroek moet op een gezonde bodem grotendeels weg zijn na drie maanden.”
Wetenschappers gebruiken preciezere technieken dan de theezakjes en de onderbroeken. Keuning zegt dat met DNA-technieken steeds meer te leren valt over de samenstelling van het bodemleven. „Dan heb je een soort kentekensysteem van de verschillende bodemorganismen. Wetenschappers over de hele wereld delen de kennis in hun databases met elkaar.” Onderzoek aan die genetica van het bodemleven loopt onder andere in Noord-Nederland. Bij verschillende gewassen volgen onderzoekers hier de samenstelling van het bodemleven.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes