
Meer groene middelen
Er is vanuit de samenleving en politiek de roep om meer groene middelen in te zetten.

Jaarlijks verdwijnen tal van middelen en tegelijkertijd zien we dat we deze middelen (nog) niet kunnen missen.
Hierdoor vallen de eerste gaten in de gewasbeschermingsschema’s:
Door een eenzijdiger gebruik van middelen is het risico op het ontstaan van resistenties groter. Noodzaak om de eerste ervaringen op te doen met groene middelen en daardoor minder afhankelijk te worden van chemische middelen.
Syngenta streeft ernaar om nieuwe oplossingen te ontwikkelen die biologie en chemie combineren en ook nieuwe technologieën integreren. Wij zullen in de komende maanden met een reeks van artikelen komen en u meenemen op reis naar nieuwe gefundeerde oplossingen, toepasbaar in de praktijk.
Wat zijn groene middelen eigenlijk?
Het antwoord is niet eenvoudig. Groene middelen kunnen op diverse manieren worden ingedeeld, bijvoorbeeld op basis van hun natuurlijke ingrediënten zoals aminozuren, chitine of schimmelpreparaten. Een dergelijke indeling is erg technisch en lastig, omdat sommige producten een mix van ingrediënten uit diverse groepen zijn. Beter lijkt het een indeling te maken naar wat het doel is van de producten. Wil je bemesten, wil je de plant versterken of wil je plagen aanpakken?

Met deze zienswijze komen we op drie groepen uit:
- Biocontrols: Verwijzen naar stoffen van natuurlijke oorsprong die worden gebruikt om gecultiveerde planten te beschermen en een direct effect hebben op schimmel-, bacteriële of dierlijke pathogenen.
- Biostimulanten: Omvatten een groep stoffen die worden gebruikt om de weerstand van gewassen en hun tolerantie voor abiotische stressfactoren, zoals extreme temperaturen of droogte, te verhogen.
- Micro-nutriënten: Zijn hulpstoffen die voor de fysiologische processen in de plant nodig zijn zoals mineralen en sporenelementen.
Wat zijn de verschillen tussen deze groepen?
Voor de meeste telers is het begrip micro-nutriënten of sporenelementen wel duidelijk. Het zijn meststoffen, mineralen, die de plant in een geringe hoeveelheid nodig heeft om gebrekziekten te voorkomen, om zich goed te ontwikkelen.
Biocontrols
zijn in principe gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong. Deze middelen hebben, net als de reguliere gewasbeschermings-middelen, een toelating van het College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden nodig. Er wordt een heel dossier rondom toxicologie, milieuaspecten en
werking opgebouwd. Biocontrols zijn uitgebreid getest en worden met een concreet advies op de markt gebracht, waartegen ze werken, in welke dosering en hoe vaak of met welk interval ze mogen worden ingezet. Omgevingsfactoren hebben een directe invloed op de prestatie van de natuurlijke middelen (bijv. bacteriepreparaten), waardoor de werking overwegend wat minder en wisselvalliger is dan bij chemische gewasbeschermingsmiddelen.
Biostimulanten
zijn producten met natuurlijke ingrediënten (o.a. aminozuren) en hebben geen directe werking op ziekten/plagen. Ze doorlopen geen toelatingsproces en mogen zonder toelating op de markt gebracht worden (dit zal over enkele jaren wijzigen). Deze middelen maken het gewas weerbaarder, waardoor de planten soms minder snel aangetast zullen worden door ziekten en plagen. Maar vooral maken ze het gewas weerbaarder voor stress (abiotische factoren).
In het volgend nieuwsbericht No. 2 leggen we uit wat abiotische factoren zijn en welke rol klimaatverandering daarbij speelt. Tot snel.