Organische stof: boerenmanagement van grote invloed
Onderzoekers Wieke Vervuurt en Marjoleine Hanegraaf volgden bij 16 akkerbouwers op steeds 2 percelen de invloed van het management op de bodem organische stof. Studies als die van Reijneveld of Van Tol-Leenders lieten een stabiel gehalte organische stof zien of een lichte stijging op bouwland, maar ook grote diversiteit van plaats tot plaats. „Dat is een gemiddelde”, zegt Vervuurt. „Het unieke aan onze studie is dat we de relatie opzoeken van management met de aanvoer van organische stof. Op zand zien we een dalende trend en op klei is het niet eenduidig.”
Vervuurt zegt dat het niet de bedoeling is om een advies op basis van de studie te geven. We bekeken de ontwikkelingen in het bodem organische stofgehalte in het licht van de ontwikkelingen in het bedrijfsmanagement. Bijvoorbeeld als men minder varkensdrijfmest is gaan gebruiken en meer compost om zo meer stabiele organische stof op te bouwen en het vochtvasthoudend vermogen van de grond te verbeteren. „We wilden weten of dit deze veranderingen in het management tot uiting komen in het bodem organische stofgehalte.”
In de komende weken komen er op de website TopBodem.nl deelnemers aan het project van Vervuurt en Hanegraaf aan het woord. Ze hebben verschillende doelen en verschillende soorten grond. Wat ze gemeen hebben is de grote interesse voor bodemkwaliteit op hun bedrijven en dat zij gewone agrarische ondernemers zijn.
Verschuiving
Vervuurt constateert dat er over de periode 2010 tot en met 2019 voor de studie interessante verschuivingen in het management voorkwamen bij veel telers. „In de tweede helft van die periode voerden de telers meer organische stof aan. De aanvoer van organische mest nam toe en telers kozen voor bodemverbeteraars met een hoger aandeel stabiele organische stof.”
Bij de aanvoer van organische stof uit zowel organische mest als groenbemesters speelt het bouwplan een belangrijke rol. Toch denkt Vervuurt dat hier nog steeds een extra stapje mogelijk is. Telers met een hoger aandeel laat te oogsten gewassen hebben minder mogelijkheden om groenbemesters in het bouwplan te zetten. Maar, zo zegt Vervuurt, ze kunnen wel op andere momenten de groenbemesters meer ruimte geven.
De brede analyse van management en organische stofaanvoer levert samen met de gewone bodemmetingen al heel veel informatie voor de onderzoekers. Het verhaal achter de cijfers, dat kan de teler zelf het beste vertellen.
Bodembewerking
„De hoofdgrondbewerking is bij de telers vaak minder intensief geworden. Telers kiezen bijvoorbeeld voor minder of ondieper ploegen of ze gebruiken een woeltand.” Terwijl de trend landelijk bij de teelt naar meer intensief gaat in termen van het aandeel rooigewassen, kiezen de deelnemende 16 boeren daar niet voor, signaleert Vervuurt.
Het interessante bij deelnemende telers is volgens Vervuurt dat zij binnen het gangbare akkerbouwmanagement vaak iets extra’s doen. Een voorbeeld is een teler die veel meer is gaan doen met groenbemestermengsels, het land de winter over groen probeert te houden, minder intensief bewerkt en duidelijk mindert in gewasbescherming. „Deze teler is gewoon gangbaar, voert om het jaar binnen een standaardbouwplan vaste mest en compost aan.”
Bij Veenkoloniale bedrijven is de late oogst van zetmeelaardappelen en bieten beperkend voor de groenbemesters, maar binnen het intensieve bouwplan kan toch veel bereikt worden met groenbemesters en organische mest. Dergelijke praktijkvoorbeelden geven Vervuurt en Hanegraaf inzicht in wat er op deze gronden mogelijk is in de opbouw van organische stof.
We zien dat telers steeds meer organische stof aanvoeren, de balans is in de laatste jaren overwegend positief. „Als je 7 jaar te weinig aanvoert en 3 jaar aanvult, is er geen sprake van een stijgend bodem organisch stofgehalte over de periode 2010-2019. Dat heeft tijd nodig.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes