Jos Keijbets: gezonde grond die goed opbrengt is mijn graadmeter
„De grond kan veel opbrengst leveren, maar alleen als hij gezond is”, zegt Keijbets. Omdat die gezondheid een optelsom van veel factoren is, kijkt Keijbets naar de gewassen. Die presteren naar tevredenheid en dat geeft de teler een goed gevoel.
Keijbets is bestuurlijk betrokken bij boerenorganisatie LLTB. Hij zet zich in voor schoon drinkwater in het project Duurzaam Schoon Grondwater. Hij teelt duurzame gerst voor Gulpener bier en is bestuurder bij graancoöperatie Triligran, waarin de telers voor dit streekbier verenigd zijn. Keijbets is bewust bezig met een gezonde teelt en vindt de aandacht voor organische stof een belangrijk element daarin.
Keijbets geeft het bodemleven een dieet van gemakkelijk verteerbare mest in de vorm van varkensdrijfmest in het voorjaar op de aardappelpercelen en runderdrijfmest in het najaar in de graanteelt. De runderdrijfmest is wat trager wat het vrijkomen van stikstof betreft en past zo goed bij het wintergraan.
„Als groenbemester zaai ik gele mosterd na het graan. Ik ben gecharmeerd van bladrammenas, maar als het niet vriest in de winter, blijft het te grof. Vooral bieten telen na bladrammenas is lastig. Gele mosterd verteert goed en snel. Japanse haver is als groenbemester weer een vrij dure oplossing. Dankzij gehakseld stro houd je het water beter vast. Als boeren in deze regio proberen we zo afspoeling tegen te gaan. Bij niet te extreme voorjaarsbuien lukt dat. Alle bewoners van het gebied moeten er samen aan werken.”
Ruim
Bij het bouwplan zoekt Keijbets de beste afstemming tussen bodembeheer en een goed rendement van de teelten. „Liefst ga ik naar 1 op 5 of 1 op 6, maar dat kan economisch niet helemaal uit. Voor de toekomst is genoeg rustgewassen en minder gewasbescherming de richting. Nu we langer met NKG werken, heb ik de indruk dat het bodemleven toeneemt, de grond is goed bewerkbaar en de bodemkwaliteit lijkt heel goed.”
De teler krijgt steeds meer gevoel hoe hij de grond in topconditie houdt. Toch hangt het sterk af van het seizoen hoe maatregelen uitpakken. Als voorbeeld noemt Keijbets het woelen van de grond in de winter. „Dat pakt het beste uit, als het daarna droog blijft. Deze winter heb ik wat stukken gewoeld. Het is een beetje zoeken wanneer en hoe vaak dat goed is.”
De grond in Voerendaal is een lössgrond. Van oudsher telen de boeren in de streek een vrij groot aandeel granen. Keijbets combineert dat met aardappelen, suikerbieten en uien. Bij de bouwplanverruiming werkt hij samen met een melkveehouder. „De ziektedruk in de aardappelen en de maïs willen we zo laag mogelijk houden. Bij te intensief telen, kom je jezelf vroeg of laat tegen.”
Of de organische stof toegenomen is in de grond weet Keijbets niet. Een goede structuur is het doel en de teler is tevreden over de goede bewerkbaarheid en zichtbaar actief bodemleven. Met ruimte voor afwisseling in het bouwplan, genoeg rustgewassen en een dieet voor het bodemleven van meest gemakkelijk verterende organische mest en groenbemester en stro als trager afbrekend organisch materiaal, is Keijbets tevreden over de balans in de bodem.
Op een van de twee percelen (zie figuur) van Jos Keijbets is te zien dat de afgelopen jaren de aanvoer van organische stof steeds met organische mest, gewasresten en groenbemesters hoog is gehouden werd. In de organische stofpercentages is dat nog niet terug te zien. Die dalen namelijk nog licht, maar die kunnen bij de aanvoer van meer stabiele organische stof op termijn herstellen, verwachten WUR-onderzoekers Wieke Vervuurt en Marjoleine Hanegraaf. De activiteiten van het BNW worden de komende twee jaar in de PPS Duurzaam Bodembeheer, integraal naar de praktijk voortgezet.
Vervuurt en Hanegraaf volgen 16 telers verspreid over het hele land. Ze kijken bij elk van deze telers op twee percelen wat het boerenmanagement bijdraagt aan de organische stof, gegeven de bodemgesteldheid en het regionale weer. Omdat organische stof traag opbouwt en snel kan afbreken doen de onderzoekers regelmatig metingen over een lange periode en ze bespreken met de telers in hoeverre zij merken wat het organische stofmanagement met de bodemkwaliteit en/of gewasopbrengst doet.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes, WUR OT