Arnout den Ouden: ‘Deze grond heeft wat meer rust nodig’
Den Ouden maakt deel uit van de groep telers die onderzoekers Wieke Vervuurt en Marjoleine Hanegraaf van WUR volgen. In het Bedrijvennetwerk van WUR Open Teelten draait het om wat het boerenmanagement voor gevolgen heeft voor, bijvoorbeeld, de organische stof in de gevolgde percelen. Op de twee percelen van Den Ouden is een licht stijgende trend in de metingen te zien (zie figuur), maar Den Ouden weet dat organische stofpercentages zeer traag reageren op extra aanvoer en dat metingen over het seizoen sterk kunnen verschillen. Daarom kijkt hij het liefst naar de ervaringen tijdens de teelt en die stemmen positief.
Op het bedrijf van Arnout en zijn vader Meindert den Ouden staan de ontwikkelingen nooit stil. De akkerbouwers zoeken naar goede technieken om hun grond te verbeteren, naar de juiste invulling van het bouwplan die past bij de bodems van Voorne-Putten en naar contact met de afnemers via regionale afzet. Den Ouden twittert over zijn werkwijze en zoekt voortdurend naar kennis. Daarvoor kijkt hij graag mee bij collega’s en deelt zijn kennis met hen. De stap van ploeg naar spitten pakte hij dan ook zo op: „Voor het spitten deed ik inspiratie op bij andere telers. Eerst hebben we het geprobeerd met een machine van een ander en daarna, toen dat beviel, zelf een spitmachine gekocht.”
„We hebben voor een krukasspitter gekozen. Daarmee spitten we niet al te diep, tot zo’n 20 centimeter. We spitten ondiep, mits de vlaklegging dat toelaat. Ik wil nog wat tanden achter de machine maken. De grond mag wat grover liggen, maar dan ligt het iets geslotener. We kunnen het onkruid in het voorjaar dan beter aanpakken. Spitten is onze ‘vorm van NKG’ geworden. Je keert niet de grond, zoals bij ploegen. Bij het spitten meng je de grond met de groenbemesterresten, dus een deel blijft bovenop liggen. Het ziet er wat rommeliger uit, maar zo kan het bodemleven er meer mee. Dat we niet helemaal voor niet-kerende grondbewerking kiezen, heeft te maken met het werk in het voorjaar. Dat willen we net als voorheen blijven doen.”
Aanvoer organische stof
Den Ouden verkoopt een klein deel van het stro van zijn granen. Het meeste verhakselt hij. Elke twee jaar voert hij vaste mest aan en in 2019 gebruikte hij voor het eerst compost. „De vaste mest rij ik uit voor de groenbemester. Het is geen hele grote hoeveelheid, maar we komen zo wel regelmatig terug met goede kwaliteit organische stof.. Compost zou ik het liefste zelf maken. Dan weet je ook wat je aanvoert. We experimenteren hier nu mee.”
De groenbemesters zijn een andere manier voor Den Ouden om aan structuur en organische stof te werken. „We hebben een standaardmengsel. Daarin zitten phacelia, Japanse haver en klaver. Misschien is dit niet het beste. Het voordeel is dat Japanse haver makkelijk dood gaat na klepelen. We willen mengsels die we niet dood moeten spuiten. Japanse haver is waardplant voor fusarium. Dat gaat minder goed samen met onze uien. Normale haver was ook moeilijk, want die liep onder de roest en hij moet wel goed dood gaan na klepelen en spitten. Ander nadeel is dat het niet onder de lijst van groenbemesters voor de vergroening valt. In het mengsel moet een plant zitten die nog wat structuur heeft na het klepelen zoals een haverachtige. Planten zoals phacelia zijn goed in het mengsel, maar worden snot bij klepelen.”
De zoektocht naar de beste groenbemesters gaat door, hoewel Den Ouden positief is over wat er toch al ten goede bereikt is. „We zien de structuur positief veranderen. De grond is draagkrachtiger. Na de winter zijn de brokken grof en doorzeefd met wormengangen. Ik blijf inspiratie opdoen bij anderen. Soms proberen we iets, waarbij we een goed gevoel hebben. Je kunt niet overal aan rekenen, net als dat je niet goed kunt rekenen aan metingen van de bodemorganische stof.”
Met de helft graan in het bouwplan, zaaiuien, peen, suikerbiet en tafel- en pootaardappelen, kiest Den Ouden voor een goede balans in rust en saldo. De organische stofaanvoer is ruim verdeeld over de jaren. Goede draagkracht en duidelijk waarneembaar bodemleven tonen dat de bodem stabiel en gezond blijft. In de grondbewerking is het spitten een mooie tussenweg tussen ploegen en NKG in. In de keuze van grondbewerking en groenbemesters voorkomt de akkerbouwer dat er middelen nodig zijn om voor het zaaien onkruid of groenbemesters dood te moeten spuiten. Daarmee is de werkwijze praktisch uitvoerbaar en draagt het hele systeem bij aan de bodemkwaliteit.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes, WUR