Keuzehulp naar Amerikaans model voor groenbemesters
Het principe van de keuzehulp is dat de teler op een internetpagina kan aangeven welke doelen er belangrijk voor een perceel zijn. Op basis van doelen als organische stofproductie, bodemkwaliteit, gewasgezondheid en biodiversiteit kan de teler prioriteiten stellen die passen bij de volgteelt of de bodemeigenschappen ter plaatse. Daarna is een verfijning mogelijk op basis van de rijkdom aan stikstof na de teelt of de grondbewerkingen die de teler wil uitvoeren. „Werkt de teler met ploegen in het najaar, dan kan praktisch alles, bij voorjaarsploegen het meeste en bij gereduceerde grondbewerking moet hij rekening houden met het type groenbemester.” Vooral bij een vroege volgteelt of bij een fijnzadig gewas na de groenbemester, moet de teler rekening houden met de vertering van de groenbemester. Bij een latere teelt is het vaak mogelijk om de groenbemester op tijd kapot te hebben en te laten vergaan. Dan kan mineralisatie de elementen vrij doen komen voor de volgende teelt en is het zaaibed fijn genoeg.
De groenbemesterkeuzewijzer kan rekening houden met het zaaimoment. Eerst selecteert het systeem welke soorten passen bij de doelen voor het perceel en daarna kan een extra filter over de selectie gelegd worden, waaraan je kunt zien welke soorten dan over blijven als geschikt voor zaai op het moment dat het voorgewas van het veld is.
Haagsma durft geen harde toezegging te doen over het moment dat de Amerikaanse versie 'vertaald' is naar een Nederlandse keuzehulp. Ze hoopt dat dit volgend jaar klaar is. Van belang is vooral dat er zo veel mogelijk soorten groenbemesters opgenomen worden en er veel eigenschappen bekend zijn van die soorten. De Amerikaanse versie richt zich op de groenbemsters (cover crops) die daar gebruikt worden en op de teeltgebieden in dat land. Voor Nederland zijn de gegevens van hier van belang. Die staan in het Handboek Groenbemesters en het onderzoek werkt aan actualisatie en uitbreiding van dat basiswerk.
Keuzes management
Een extra functionaliteit van de keuzehulp voor groenbemesters kan zijn dat de teler ook advies erbij krijgt over bemesting van dat gewas en de bewerkingen die goed zijn. Het management maakt verschil voor het succes van de teelt. Het maakt bijvoorbeeld verschil wanneer een groenbemester in het voorjaar wordt ingewerkt. Als dit gebeurt voordat de bodempathogenen actief worden, is dat veel beter voor de plaagbeheersing, zo stelt aaltjesdeskundige Johnny Visser van WUR.
Een andere keuze kan te maken hebben met de winterhardheid van de groenbemester. Voor een vroege volgteelt kan afsterven in de winterkou gunstig zijn. Bij een latere volgteelt kan een sterkere groenbemester tot in het voorjaar nutriënten vasthouden, dan vernietigd worden en de elementen voor het volggewas laat in het voorjaar vrij gaan maken. Bij een late volgteelt en een vorstgevoelige groenbemester kan het gebeuren dat de nutriënten te vroeg vrijkomen en uitspoelen. Haagsma: „Het is dus de keuze voor soort en management die bepaalt hoe goed je het doet.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Agrio