Ongestoorde grond is nadenken over compleet teeltsysteem
„Wij doen binnen ons bodemonderzoek onder de vlag van de publiekprivate samenwerking (PPS) Beter Bodembeheer ervaring op met de onbereden beddenteelt. Daarbij leren we van onze eigen methodes en daarnaast van wat andere telers en onderzoekers ervaren met dergelijke systemen in binnen- en buitenland. Je zou zeggen dat het om vaste rijpaden gaat, maar een teler uit de polder zei me dat het doel belangrijker is: onbereden bedden. Daar kan ik me goed in vinden”, zegt onderzoeker Derk van Balen.
Volgens hem is de gedachte achter het systeem dat er minder verdichting in de onbereden bedden voorkomt. Dat maakt het mogelijk om minder zware bewerkingen te doen. Minimale grondbewerking of niet-kerend werken kan dan omdat je geen bodemverdichting door berijding hebt.. Je houdt een goede structuur in stand en zet niet steeds het complete bodemleven op de kop na een teelt. Het zou goed kunnen zijn voor de waterhuishouding, de biodiversiteit en de productie op de bedden met als ruil dat de rijpaden juist niet productief zijn.
„De puzzel begon in 2009 met de keuze van de werkbreedte”, zegt Van Balen. „Is anderhalve meter goed of 2,25? Bij een breedte van 3 meter of 3,15 houdt je meer bewerkbare oppervlakte over, maar je loopt wel tegen de logistieke grenzen op van het rijden over de weg. Mensen die stopten met dit systeem, deden dat vaak omdat ze daar tegenaan liepen.”
Een oplossing was de MultiToolTrack. Die eerste versie van deze hybride trekker kon zijn assen smaller en breder zetten. Het gevolg was wel dat de machine hierdoor erg zwaar was geworden. Omdat er geen transport over de weg nodig was, werd gekozen voor een werkbreedte van 3,15 meter. Daarbij was de breedte van de banden gesteld op 30 centimeter. Van Balen noemt voorbeelden van een dergelijk systeem bij praktijkonderzoek op de noordelijke klei. Daarbij kozen de bedrijven voor vijf centimeter bredere standaardmaten om zo met bredere banden en minder bodemdruk te rijden. Het percentage niet beteelde grond neemt toe, maar wordt wellicht gecompenseerd doordat de rijpaden minder verdicht worden.
Erfenis uit het verleden
De rijafstanden kunnen belemmerend zijn bij de invulling van het rijpadensysteem. „Alles moet een veelvoud zijn van 12,5 centimeter”, zegt Van Balen. „Als je dat zou loslaten kan je een optimale spoorbreedte kiezen en de rijafstanden aanpassen.” De flexibiliteit voor rijafstanden is bij een systeem met onbereden bedden erg beperkt. De meeropbrengst van de onbereden grond zal een suboptimaal plantverband moeten compenseren. Hij denkt dat fabrikanten het vraagstuk best kunnen oplossen. De mechanisatie borduurt voort op de standaardmaten uit de beginperiode van trekkers en werktuigen, maar tegenwoordig is maatwerk wel steeds beter mogelijk.
Gelukkig zijn er steeds meer mechanisatiebedrijven die een verbreding van de spoorbreedte kunnen uitvoeren. Lange steekassen voor de achteras maken het mogelijk om voldoende sterke achterassen te maken waardoor de hefcapaciteit beter benut kan worden. „Dat was in 2009, toen we begonnen met het systeem, nog niet mogelijk. Wel was het mogelijk om een John Deere rupstrekker te verbreden met behoud van de hefcapaciteit maar dan reed je met een overcapaciteit aan vermogen en gewicht.”
Grond op het bed houden
Een belangrijk leerpunt is dat het systeem zo ingericht moet zijn dat de grond zoveel mogelijk op het teeltbed blijft. „Grond die bij het kopeggen op het pad komt, rij je vast. Zo creëer je een dijkje dat steeds hoger komt te liggen. Je kunt dat weer loskrabben en terug op het bed brengen. Die grond is echter vastgereden in de loop van de tijd en dus kluiteriger.” Desondanks is het van belang om de ontwatering van de rijpaden op orde te hebben. Bijvoorbeeld een diepere bewerking met een sporenwisser. Ander aandachtspunt is het dijkje dat, met een ‘fundering’ tot 40 cm diep, de afwatering van het perceel in de weg kan zitten. Drainage dwars door de dijkjes leggen is in dat geval mogelijk een betere optie dan over de lengte van de bedden.
Op het bed houden van de grond geldt ook bij diepere grondbewerkingen. Daarbij schuift de grond één richting op. Afwisselen van de bewerkingsrichting of over het rijpad schuiven van de beginvoor van ieder bed is een oplossing. Of een speciale ploeg, zoals de Butterfly-ploeg van Wim Steverink. Hiermee is het mogelijk om de bewerkte grond binnen het onbereden teeltbed te houden.
Een wat intensievere bewerking kan soms nuttig zijn. „In Engeland merkten ze bij een systeem met niet-kerende grondbewerking, dat er een licht verdichte laag kon ontstaan op 10 tot 12 centimeter diepte. De Butterfly-ploeg ploegt de grond van buiten naar binnen en legt de grond van de middelste twee voren in de beginvoor langs het pad. Zo houd je ook de rijpaden in stand.” Bedden liggen vlakker dan bij niet-kerende grondbewerking en je hebt de voordelen van een ondiep kerende grondbewerking, het onkruid en gewasresten onderwerken.
Hoewel de kantrijen in theorie meer zouden beschikken over licht en water, blijken ze in de praktijk minder ontwikkeld. Het zit hem in de verdichting op en vlakbij het pad, vermoedt Van Balen. Opvallend is dat de rijpaden die meegeploegd worden meer last hebben van verdichting dan rijpaden in een niet kerende grondbewerkingssysteem. De gewassen staan in de onbereden bedden zeker regelmatiger, zien de onderzoekers. Dat komt overeen met de ervaring van telers die een egalere stand van een gewas als broccoli melden. Een nadeel is wel dat de bedden wat bol kunnen komen te liggen. Dit heeft effect bij het zaaien van gewassen. Bij het zaaiklaar maken zal er extra aandacht nodig zijn om ervoor te zorgen dat de bedden voldoende vlak liggen.
Kwetsbaarder bed
Raakt de trekker van het pad in een systeem met onbereden bedden, dan is de schade direct groter. Van Balen noemt voorbeelden van wegzakken in het bed bij het oogsten door het pad net te missen. Daarom zijn rupsen en brede banden onder die omstandigheden soms verstandig. Het is immers erg moeilijk om de rooier of trekker weer terug op het pad te zetten. Een klein offer in de vorm van het licht berijden van de randen naast het pad is minder schadelijk dan echt ontsporen. In Lelystad deed het uitvoerende team ervaring op met het ruggenfrezen van peen met een rijpadentrekker op rupsen en was daar goed over te spreken.
Wat de onbereden bedden meer opbrengen dan ‘gewone’ teelt en wat de beperkingen zijn van de verdichte paden is verschillende malen onderzocht. „De grote vraag is of er een meeropbrengst in zit. Lucas Bastiaansen keek in zijn afstudeeropdracht bij Aeres Hogeschool naar de effecten op kantrijen in aardappelen en vond verschillen in opbrengst. Bij het bedrijf Biotrio vonden ze bij dit systeem in erwten en spinazie meeropbrengsten tot 20 procent, maar bij andere gewassen zie je soms geen enkel effect.”
Grasland
Zelfs op grasland zijn rijpaden het overwegen waard. Van Balen refereert aan Scandinavisch en Brits onderzoek, waaruit blijkt dat het kriskras berijden van gras opbrengst kost. „Onderzoek in Denemarken en Zweden in een biologisch systeem toonde meer opbrengst, meer droge stof en meer voederwaarde aan. De klaver in het grasland kan slecht tegen berijden, terwijl daar de hogere eiwitwaarde in zit.”
In het Engelse onderzoek bracht het team de hoeveelheid sporen terug door niet meer kriskras te rijden. In Lelystad brachten de onderzoekers als experiment ook de insporing terug door bij de grasklaveroogst de rijbewegingen met trekkers en verreikers terug te brengen naar een enkel pad of de kopakker. De nieuwste ontwikkeling is een kar voor de balen achter de balenpers die ze aan de rand van het perceel brengt. „De kopakker wordt intensiever gebruikt maar, daar is het voor.”
Mest toedienen, maaien en transport is mogelijk op aangepaste breedtes, zegt Van Balen. „Zeker bij grasland is het aantal machines beperkt. In de akkerbouw zijn er vaak meer machines op het land, verschillend per teelt en bovendien vaak zwaarder. Het is duur alles aan te passen. Goede leaseconstructies voor telers en loonwerkers die op vaste breedtes gaan werken, zijn een oplossing om de omschakeling betaalbaar te maken. Dan kunnen loonwerkers ook bij de telers blijven werken en de kosten spreiden over meer bedrijven.”
Klimaatverandering
De rijpaden hebben voordelen bij het begin van de teelt in een nat voorjaar. Het perceel kan wat eerder toegankelijk zijn. Daarnaast kan de waterhuishouding bij grote hoeveelheden neerslag en de capillaire werking bij droogte gunstig uitpakken. Van Balen ziet dit als een verzekeringspremie voor vaker voorkomende extreme omstandigheden. In een jaar zonder die extremen maakt de teler wel de kosten en maakt het mogelijk weinig uit op de opbrengst.
De Boerderij van de Toekomst op het proefbedrijf in Lelystad heeft de rijpaden opgenomen in de totale set van maatregelen. Op dit onderdeel van WUR Open Teelten draait het om een complex van vragen uit de landbouw en de maatschappij. Zij nemen de kennis van de onbereden bedden bij collega-onderzoekers en telers met ervaring mee.