Video: De bietenwereld in beweging
Hoe gaat de veredeling van suikerbietenrassen in Nederland in z’n werk?
In Nederland hebben we verschillende proefvelden waarop we onze genetica testen. Zo hebben we we proefvelden in zowel het zuiden, het noorden als in het midden van Nederland, zowel op kleigronden als op zandgronden. In de Flevopolder, bijvoorbeeld, hebben we opbrengstproefvelden onder besmetting met sterke rhizomanie en onder normale, niet besmette omstandigheden. Zo selecteren we rassen die beter bestendig zijn tegen sterke rhizomanie. In het oosten, op de zandgronden, daar is er meer druk van bladvlekkenziektes zoals stemphylium en cercospora en daar selecteren we op rassen onder die omstandigheden.
We hebben daarnaast observatieproeven om tegen bijvoorbeeld aphanomyces en andere wortelziektes en -plagen te selecteren, zoals aaltjes. Bietencystenaaltjes spelen in Nederland een belangrijke rol. Daarom leggen we ook proefvelden aan op gronden die besmet zijn met het bietencystenaaltje. Zo proberen we op al die vragen (voor de rassen die de Nederlandse markt nodig heeft) een antwoord te bieden en dus moeten we ook onze proefvelden op die vraag aanpassen. Proefvelden zijn belangrijk voor de veredeling van suikerbieten. Het zijn kleine veldjes, van nog geen 9m² groot, met 80 tot 90 bieten per veldje. Het aanleggen van zo'n veldje moet heel precies gebeuren voor een nauwkeurige opbrengstbepaling, om zo ook nauwkeurig te bepalen welke rassen nu tolerant zijn en welke niet tolerant zijn.
Welke nieuwe ontwikkelingen zijn er?
De bietenwereld is erg in beweging en staat ook onder invloed van het klimaat. Een veranderend klimaat in tweeërlei opzicht. Als gevolg van de klimaatverandering krijgen we nieuwe ziektes en plagen en ook veranderd het klimaat voor wat betreft de toelatingen van nieuwe gewasbeschermingsmiddelen, want dat wordt steeds moeilijker. De vraag naar totaaloplossingen voor gewassen zoals suikerbieten wordt steeds belangrijker. Zo moeten ook veredelaars oplossingen bieden die niet meer geboden worden door leveranciers van gewasbeschermingsmiddelen. Daarom kijken we ook steeds breder, zo wordt nu bijvoorbeeld vergelingsziekte belangrijker, door het wegvallen van gewasbeschermingsmiddelen die vergelingsziekte controleren. Het is een complexe ziekte waar we volop op inzetten.
Daarbij focussen we onder andere op drie verschillende virussen die aan de basis liggen van de vergelingsziekte, om zo ook rassen te ontwikkelen die daar tolerant voor zijn. Een ander voorbeeld zijn de aaltjes en in het bijzonder het wortelknobbelaaltje, dat een probleem vormt bij onder andere de teelt van aardappelen. Wij hebben hiervoor een suikerbietenras ontwikkeld dat helpt bij het beheersen van het chitwoodi wortelknobbelaaltje en dat daardoor heel goed in een rotatie met de aardappelteelt kan passen. Zo bekijken we alles vanuit een breed perspectief, om ervoor te zorgen dat de suikerbiet goed past in een totaaloplossing voor de boeren en voor de suikerbietentelers van de toekomst.
Wanneer komen er nieuwe rassen tegen ziektes als cercospora en vergeling?
Veredeling is een werk van lange adem en een lang traject van ontwikkelen. Het ontwikkelen van een ras kost vaak wel 5 tot 10 jaar. We hebben nu wel interessante en veelbelovende resultaten, maar die moeten nog doorontwikkeld worden. De resistentie moet vaak nog gecombineerd worden met een goede opbrengst. Alle genetica, de resistentie-genen maar ook de opbrengstgenen moeten we combineren in goede rassen, maar het kost natuurlijk tijd en veel nauwkeurigheid en vakmanschap om die rassen te ontwikkelen.
Beeld: Fokke-Jan Bulthuis