Groenbemesters vormen géén ‘toetje’ na hoofdteelt
Nu de oogst van granen en andere gewassen weer opgang komt is het ook zaak na te denken over het weer op peil brengen of verbeteren van de bodemconditie. Volgens DSV Zaden zien agrariërs de teelt van een groenbemester nog vaak als een ‘toetje’ na de geoogste hoofdteelt.
De teelt van een groenbemester is echter een volwaardige teelt en vormt de start voor de volgende hoofdteelt, onderstreept de zaadleverancier. Afhankelijk van de groenbemester/groenbemestermengsel spelen ze een rol bij de (indirecte) ziektewering en/of specifieke ziektewering.
Daarnaast onderdrukken ze het onkruid, verbeteren de bodemstructuur, activeren het bodemleven via exudaten. Groenbemesters zijn een bron voor de opbouw van humus en ze zorgen ervoor dat nutriënten vrijgemaakt worden of leggen deze juist vast. Dit vraagt om een andere manier van kijken naar groenbemesters en hoe deze te telen.
Wijzigende omstandigheden
Minder inputmogelijkheden, minder gewasbeschermingsmiddelen, extremere klimatologische omstandigheden, grotere biodiversiteit en het sluiten van kringlopen maken het noodzakelijk veel aandacht te hebben voor de bodem. De bodemkwaliteit of bodemvruchtbaarheid is het geïntegreerde geheel van biologische, chemische en fysische eigenschappen en processen in een bodem.
Met het biologische deel wordt organische stof, beworteling en bodemleven bedoeld. Het bodemleven is de verzameling bacteriën, schimmels, nematoden, regenwormen en andere (micro-) organismen die zich in de bodem bevinden. De massa aan bodemleven in de bouwvoor kan behoorlijk oplopen. Van dit omvangrijke bodemleven heeft 95 procent een positieve invloed op het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid en 5 procent een negatieve invloed.
Activiteit bodemleven
De mate van activiteit van dit bodemleven wordt beïnvloed door voeding, bodembewerking en aanwezigheid van bepaalde planten. De micro-organismen in de wortelzone (rhizosfeer) dragen voornamelijk bij aan de 95 procent. Om de bodemkwaliteit voor de cultuurgewassen op peil te houden c.q. te verbeteren is het van belang de geschetste 5 procent negatieve invloed zo veel mogelijk tegen te gaan ofwel de bodemweerbaarheid te verhogen.
DSV Zaden geeft daarvoor een aantal manieren. Een algemene ziektewering is mogelijk door te zorgen voor een divers en actief bodemleven. Dit is mogelijk door gebruik te maken van groenbemestermengsels. Een specifieke ziektewering door predatie en/of parasitisme. Een indirecte ziektewering middels het activeren van de verdedigingsmechanismen van de plant. Andere opties zijn het toepassen van minder grondbewerking en het toevoegen van ‘snelle’ organische stof. Volgens DSV Zaden zorgen vooral exudaten (afscheidingen met suikerachtige verbindingen die veel koolstof bevatten) uit wortels die het bodemleven voeden en beïnvloeden. Groenbemesters leveren ‘snelle’ organische stof.
Tot slotte wordt een divers en actief bodemleven gestimuleerd door de beheersing van de bodemtemperatuur. Zo ontwikkelt het wortelstelsel van een aardappelplant zich optimaal bij een bodemtemperatuur van 15-20 graden. Daarboven wordt het een stuk minder. Ook de vochtuitwisseling wordt bij hogere bodemtemperaturen negatief beïnvloed. Bij onbedekte grond ontstaat er bij hoge temperaturen veel schade aan het bodemleven en aan de bodemstructuur.
Tekst: Guus Queisen
Opgegroeid op een gemengd agrarisch bedrijf op een typisch Zuid-Limburgse carréboerderij. Na een financieel/economische opleiding en diverse functies sinds 1985 in deeltijd en sinds 1996 fulltime op freelance basis actief in de landbouwjournalistiek. Volg kritisch alle ontwikkelingen die (in-)direct aan de agrarische sector gerelateerd zijn. Bij Agrio werkzaam voor zowel de papieren als de digitale uitgaven van: Stal en Akker, Pigbusiness, Melkvee en Akkerwijzer.
Beeld: Susan Rexwinkel Agrio archief
Bron: DSV Zaden Nederland