Bestrijding knolcyperus zaak van lange adem
De ontwikkeling van knolcyperus kan hard gaan. Zo is één knolletje in staat om in één jaar voor 8.000 nieuwe knolletjes te zorgen. Eenmaal in een perceel is de knolcyperus heel lastig te bestrijden. Verspreiding van dit onkruid vindt vooral plaats door besmette planten, pootgoed, bermmaaisel en vooral aanhangende grond aan machines.
Met name op percelen in Oost-Brabant en Midden- en Noord-Limburg komt dit onkruid veelvuldig voor. Voor de LLTB reden haar achterban te wijzen op de gevaren, en ook om te participeren in een meerjarig grensoverschrijdend grootschalig onderzoek naar de bestrijding van knolcyperus. Belangrijkste doel is het verwerven van wetenschappelijke kennis op het gebied van het voorkomen, de verspreidingsmogelijkheden en de bestrijding van knolcyperus.
Toenemende overlast
Volgens de regionaal LLTB bestuurder Guido Indenkleef uit Weert neemt de overlast van de knolcyperus jaar op jaar toe. „Daarom is bestrijding extra belangrijk. Bij machinale bewerking van het perceel sleep je het onkruid door het hele veld. Door ploegen of het injecteren van mest breng je het onkruid vanuit het midden naar de kopakker en van daaruit weer naar andere plekken.”
Bestrijdingsmogelijkheden
In het Belgisch Limburgse Bree werd onlangs tijdens een veldbezoek een presentatie gegeven van de bereikte resultaten. En die zijn tot nu toe niet erg hoopgevend. Alleen verstrekkende maatregelen zoals een jaar braak en/of het afgraven van besmette grond tot een halve meter diepte, zijn momenteel twee daadwerkelijk werkende bestrijdingsopties. „Een tovermiddel om knolcyperus te bestrijden bestaat (nog) niet”, zegt Shana Clercx, onderzoekster bij het Proef- en Vormingscentrum voor de Landbouw (PVL). „Een oplossing is om zeer kort op de bal te spelen. Kijk naar de situatie op je perceel en reageer daarop.”
Vergaande maatregelen
Duidelijk is dus dat alleen met zeer vergaande maatregelen het mogelijk is om een besmet perceel vrij te krijgen van knolcyperus. Bij een relatief kleine, pleksgewijze besmetting kan worden gedacht aan het afgraven van de grond tussen de 30 en 50 centimeter diep. Een andere optie is om het betreffende perceel een jaar braak te laten liggen en het gedurende dat jaar het onkruid vier keer chemisch te bestrijden en bovendien het perceel elke week te schoffelen. „Zo raken de knolletjes uitgeput. Elk knolletje heeft 10 tot 11 ogen. Nadat het knolletje 5 tot 6 keer heeft geprobeerd zich te ontwikkelen is het uitgeput”, legt Shana Clercx uit. Ze onderstreept dat percelen vrij krijgen van knolcyperus veel geld en geduld kost.
Hygiëne
Voorkomen is beter dan genezen. Dan is zeker op knolcyperus van toepassing. „Besmetting van je perceel is te voorkomen door zeer hygiënisch te werken. Zo moeten de machines na werkzaamheden op een besmet perceel steeds heel goed worden gereinigd. Of het nu een kort of lang veldbezoek is geweest”, onderstreept Shana Clercx. Ze vindt dat dergelijke maatregelen van de boer zelf uit moeten komen. „Maar velen zijn hiervan nog niet overtuigd”, verzucht ze.
Intussen wordt de druk op de boeren met besmette percelen steeds groter. In Nederland gelden teeltverboden voor besmette percelen. In België nog niet. De Belgisch Limburgse conservenfabrikant Greenyard-Noliko neemt echter geen groenten af van met knolcyperus besmette percelen.