Column: André Hoogendijk: Samen meten, samen weten, samen handelen
Eerst even wat historie. Sinds de Staatscommissie van 1886 heeft Nederland ingezet op landbouw op basis van innovatie en export in een steeds vrijere markt. Met sterk onderwijs en met samenwerking tussen onderzoek, bedrijfsleven en overheid. Dat is 125 jaar het landbouwbeleid geweest. In een korte periode vanaf 2010 is veel hiervan afgebroken. Het ministerie van LNV en de productschappen werden opgeheven. Het budget voor onderzoek en innovatie werd gehalveerd en ondergebracht in de Topsector (ook wel: Tobsector). Het groen onderwijs werd afgestoten.
Deze ontwikkeling past in een breder kader: het einde van de uitzonderingspositie van de landbouw. Geen eigen ministerie, geen eigen voorlichtingsdienst en geen eigen scholen meer. Geen eigen plek meer, maar landbouw als onderdeel van de reguliere economie. Boeren hebben hier zelf – bewust of onbewust – jaren voor gepleit. Boeren zijn zichzelf steeds meer gaan zien als ondernemer. De overheid is hier met graagte in meegegaan. Er is ook geen ministerie van Zakelijke Dienstverlening, dus waarom dan wel van Landbouw? Dat is helemaal geen vreemde vraag.
Helaas zijn we als sector in deze transitie tussen mal en dwaas blijven hangen
Helaas zijn we als sector in deze transitie tussen mal en dwaas blijven hangen. We hebben sinds 2017 weer een ministerie van LNV, maar terug naar vroeger werkt niet. Als je door de waas van visies en voorstellen heen kijkt, dan zie je dat het ministerie gewoon ouderwets sectoraal landbouwbeleid voert. Maar de sector en de maatschappij in de afgelopen jaren snel zijn veranderd. Met het groen onderwijs is het gelukkig goed gekomen, maar met de innovatie blijft het tobben. En het belangrijkste: het ontbreekt de sector aan sturing. De sector is al 10 jaar demissionair.
Er zijn nog ongeveer 50.000 boeren in Nederland. Allemaal zelfstandige ondernemers. Allemaal survivors van ongelukken, opvolgingsperikelen, onteigeningen en ontmoedigingen. Ze zijn lid van allerlei verenigingen en actieclubs. Ze doen dat om hun boodschap naar buiten te zenden. Dat is eenrichtingsverkeer. Je kunt niet andersom, van bovenaf, boeren aansturen. Daarvoor zijn boeren te veel ondernemer, te veel eigenwijs en ook te goed opgeleid. Goed beleid kun je alleen maken samen met boeren, samen met overheden en samen met de wereld om ons heen.
De oplossing is even eenvoudig als ingewikkeld. Als iemand – een boer, een wetenschapper, een ambtenaar – een probleem ontdekt, dan gaan we daar eerst samen naar kijken en samen over praten. Wat gaat er mis en wat zouden we daaraan kunnen doen? En dan gaan we samen meten. We hangen een sensor in de drain, we zetten een meter op het land of we downloaden een app op onze telefoon. Niet alles uitbesteden aan onderzoekers die na vier jaar een rapport opleveren dat je onderuit kunt schoffelen met een ander rapport. Nee, zelf meten.
Niet alles uitbesteden aan onderzoekers die na vier jaar een rapport opleveren dat je onderuit kunt schoffelen met een ander rapport
Meten is weten en samen meten is samen weten. Er zijn voorbeelden te over uit de landbouw waar dit al heel goed werkt. Denk aan boeren in Noord-Holland die het zoutgehalte in de sloot meten in overleg met het waterschap. Denk aan telers in Drenthe die keken naar de waterkwaliteit in de Drentsche Aa, samen met het waterleidingbedrijf. Denk aan de vele boeren in het land die insecten meten, samen met de Vlinderstichting. We doen het eigenlijk al en we weten prima hoe het moet. Maar het spannend wordt, dan durven we opeens niet meer.
Er is ook nog een volgende stap: na het meten komt het handelen. Dat geldt voor boeren, maar dat geldt net zo goed voor overheden. Als je weet wat het probleem is en als je ziet dat het probleem ook op jouw land of in jouw beheergebied speelt, dan ga je er ook iets aan doen. Ook dat kun je samen doen. Hippe mensen zouden het citizen science noemen. Zo heeft de Vlaamse minister van Landbouw begin dit jaar 1.000 burgers opgeroepen om in kleine proefveldjes in hun tuinen soja te gaan telen. Dat is pas eiwittransitie met verbinding tussen boer en burger.
De meeste akkerbouwers hebben geen idee hoe het zit met het nitraatgehalte in het grondwater onder hun bedrijf. Misschien doen ze het goed, misschien doen ze het niet zo goed. Toch stelt het ministerie van LNV in het 7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn voor om alle akkerbouwers in Nederland tot allerlei maatregelen te verplichten. Dat is niet alleen een voorbeeld van collectief straffen voor individueel falen, maar ook de telers die blijkbaar iets verkeerd doen weten dat vaak niet eens. De weerstand van de sector is volkomen logisch.
7e Actieprogramma Nitraatrichtlijn voorbeeld van collectief straffen voor individueel falen
Waarom zouden we niet alle boeren in Nederland uitnodigen om komende jaren, bijvoorbeeld samen met de waterschappen, zelf de waterkwaliteit bij hun bedrijf te gaan meten? Sensoren kosten weinig meer en kunnen makkelijk met het internet worden verbonden. En waarom sturen we niet alle boeren in Nederland een jaarlijks overzicht met alle metingen die overheden vlakbij hun bedrijf hebben verricht? En waarom gaan we niet gewoon het gesprek aangaan met elkaar als we een probleem constateren? Waar zijn we nou eigenlijk bang voor?
Om die laatste vraag maar te beantwoorden: voor het verlies van controle natuurlijk. Deze aanpak vraagt vertrouwen. Van alle kanten, niet alleen van de overheden maar ook van boeren. Je moet van twee kanten komen om elkaar te ontmoeten. Juist in tijden dat we het lastig vinden, moeten we sterk genoeg zijn om een stap te zetten en onze hand uit te steken. We hebben immers geen alternatief. We moeten het samen doen. Samen meten, samen weten, samen handelen.