‘Meer mogelijk met NKG en voorjaarsbewerking op klei en groenbemesters’
Bedrijfsleider Marcel Tramper van proefbedrijf Westmaas en onderzoeker David de Wit bespraken met bezoekers van de themadag waar de mogelijkheden zitten in het technische deel van de groenbemesters op klei. Achtergrond bij het laat inwerken van de groenbemester is dat hij zo langer zijn positieve werk op de bodem kan hebben, zegt De Wit. „Bij het volggewas aardappelen is de keuze van de groenbemesters minder spannend dan met fijnzadigen als ui en peen volgend op de groenbemester. Bij aardappelen werk je bij de opbouw van de ruggen toch altijd wel 10 centimeter diep”, aldus De Wit.
Tramper stelt dat met de machines, zoals die op de themadag in de schuur getoond werden, heel veel technisch mogelijk is. „Vanzelfsprekend is inwerken in het najaar makkelijker dan kiezen voor NKG of laten staan tot het voorjaar. Bij dat laatste kan je ook schade hebben van slakken of bonenvlieg, die de mulchlaag op het land wel erg lekker vinden. Je zou kunnen kiezen voor eerder klepelen en laten voorverteren van de biomassa. Daarna hoef je minder in te werken. Je zou ook juist wat hoger kunnen klepelen, want dan steken er geen stukken uit na het ploegen.”
Vooraf rollen of kneuzen is volgens Tramper een methode die snel en met weinig brandstof kan gebeuren. Na voorverteren zijn er goede schijveneggen. „Tegenwoordig zijn er schijven die beter snijden en die je onder druk kunt zetten. Dan is er een mooier resultaat mogelijk.”
Zachte winters
Het spannendste moment is het voorjaar, aldus De Wit en Tramper. Hoe de winter was bepaalt dan de massa groenbemester die nog staat en het weer bepaalt hoe gemakkelijk de bewerking is. De Wit: „Structuurschade door de bewerking kan opbrengst kosten in uien. In granen, aardappelen of bieten is dat minder groot dan in ui of peen.”
Na zachte winters zijn goede machines van belang, stelt Tramper. Matig kouderesistente groenbemesters kunnen dan nog massaler staan. Voor het over de winter heen tillen van stikstof en andere voedingselementen voor de volgteelt is de groenbemester echter wel van belang. „Op het proefbedrijf stelden we zelf een goed mengsel samen. Het sluit aan bij onze wensen en het voordeel in ons geval is dat het niet van één bepaalde leverancier is.” Alle zaadbedrijven voelen zich dan gelijk vertegenwoordigt in het onderzoek.
Keuzehulp bij de groenbemesters is handboekgroenbemesters.nl. Andere hulpmiddelen zijn de aaltjeswijzer en best4soil.eu. Die laatste internetpagina kijkt breder dan aaltjes. Wie meer wil weten over de ontwikkeling van schimmels en bacteriën bij bepaalde keuzes, kan de site raadplegen.
Zonder RoundUp
Een vraag van een bezoeker aan de themadag gaat over de mogelijkheden van een ecoploeg. Tramper vindt het een waardevolle techniek. Als voorbeeld geeft hij een bioteler die geen glyfosaat kan gebruiken, maar zo wel een grasmengsel kan wegwerken. „Hij maaide het kort, freesde op 3 centimeter diepte en gebruikte daarna de ecoploeg op 7 tot 8 centimeter. De voorvertering was al bereikt tussen frezen en ecoploegen.”
Keuzes
Wiepie Haagsma vertelde op de themadag meer over de groenbemesterkeuze. Zij gaf wat extra aandacht aan de combinatie met niet-kerend werken en voorjaarsbewerking. „Op zand is die voorjaarsbewerking al normaal, maar op klei niet. Daar is de uitdaging groter. Vorig jaar was de lente niet geschikt voor het inwerken van de groenbemester. We hebben toen de aardappelen direct erin gepoot. Dat ging goed.”
Een teler in de rondleidingsgroep werkt er ook mee. Zijn ervaring is dat de draagkracht van de grond toeneemt, zoals meer telers en onderzoekers ervaren. De keuze van het type groenbemester is met de zachte winters van belang denkt de teler en Haagsma onderstreept dat. Andere argumenten in de keuzes zijn het beperken van plagen, bijvoorbeeld slakken, als die aanwezig zijn, want dat kan volgens Haagsma lokaal sterk verschillen.
Stap 1 bij de groenbemesterkeuze is volgens de onderzoeker het doel ervan. „Het kan gaan om organische stof, biodiversiteit, structuur, bodemgezondheid of onkruidbeheersing. Verder kan je kijken naar de hoeveelheid stikstof die de voorvrucht naliet, naar welke bewerking je wilt gebruiken, wat de volgteelt is en de grondsoort.”
De sterke voorkeur voor een groenbemester die goed afsterft en afbreekt in de winter als een uiengewas volgt, is duidelijk. Haagsma: „Bij een gewas als bieten is dat minder van belang. Als er wat planten minder staan, compenseert dat gewas tot op zekere hoogte. Bij risico op een plaag, bijvoorbeeld slakken, kan je eerder bewerken. Door dat te doen kunnen de eitjes daarvan uitdrogen voor het volgende gewas gezaaid is.”