Gaatjes boren door verdichte laag als mechanische pendelaar
Tijdens de Groenbemestersdag in Westmaas bespreken Lennart Fuchs en Derk van Balen van Wageningen Universiteit en Research het onderzoek. Ze zoeken voor de stabilisatie van de geboorde gaten de meest geschikte groenbemesters. Die moeten vooral diep en sterk wortelen.
Allereerst zorgen groenbemesters voor bescherming van de bodem. Ze houden nutriënten vast en leveren organische stof. Door de bedekking treedt minder slemp op, stelt Fuchs. Daarvoor is de bovengrondse massa belangrijk. Fuchs kijkt aan de hand van verschillende opgerooide groenbemesters naar de verschillen in beworteling. Daarbij is het duidelijkste onderscheid te zien tussen het oppervlakkig en intensief wortelende gras en planten met een penwortel of een sterk de diepte in groeiend wortelstelsel. Sommige grasachtige soorten, met als voorbeeld rietzwenkgras, wortelen zowel ondiep als dieper.
Boren
Van Balen geeft uitleg over de boormethode: „De machine boort met vier grote boren in een vierkant met een afstand van de hoeken van 75 centimeter. We doen het ook met kleinere boren. Dan gebruiken we er geen vier maar 25 en dus veel dichter bijeen. De boren gaan door de verdichte laag heen. De gaten vullen we, bij de kleine boorgaten met compost of drainagezand tot boven de verdichte laag.” Het zand werkt vooral in het voordeel van de waterafvoer en de compost zorgt ervoor dat de gaten sneller door de wortels gevonden worden.
In de praktijk blijken groenbemesters niet in staat door sterk verdichte lagen te breken met hun wortels. Ook sorghum of tillage rammenas heeft daar maar beperkt kracht voor. Zijn er eenmaal kanalen voor de wortels naar diepere lagen, dan lijken de wortels van veel groenbemesters wel in staat om de structuur te stabiliseren.
Soorteigen wortelprofiel
Van Balen toont de wortelgroei van verschillende groenbemestersoorten. Elke soort heeft zijn eigen wortelgedrag. Bij de zonnebloem is bijvoorbeeld te zien dat er een pen naar diepere lagen gaat, maar dat de fijnere wortels bovenin voor een sterke structuur in de toplaag zorgen. Van Balen noemt dat een soort ‘stoeptegel’ bovenin het bodemprofiel. Verwante soorten kunnen zich verschillend gedragen. Zo is de rode klaver een diepere wortelaar dan de witte. De witte vestigt zich echter beter in de breedte en kan beter tegen winterse omstandigheden.
Het onderzoek naar de gaatjesboormethode loopt nog. Van Balen noemt het vooral belangrijk om de verdichting te voorkomen. Na het woelen is het beter om niet meer over het perceel te rijden. Groenbemesters zijn dan een middel om de structuur vast te houden en de kanalen naar beneden te stabiliseren. De boorgaten zijn de mechanische variant op de pendelaars, de wormen, die de verticale drainage kunnen graven.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes