NVWA vindt bruinrot in Groningse zetmeelaardappelen
De akkerbouwer had het pootgoed van de besmette partij in 2020 aangekocht en in dat jaar heeft vermeerderd als (TBM-)pootgoed voor de teelt van zetmeelaardappelen in 2021. De NVWA heeft naar aanleiding van de besmetting een onderzoek uitgevoerd. De bruinrotbacterie is niet aangetroffen in het aantal onderzochte partijen. Het onderzoek is inmiddels afgerond, maar heeft geen duidelijkheid opgeleverd over de bron of een mogelijk moment van introductie van de besmetting. De vondst is gemeld bij de Europese Commissie..
In het onderzoek zijn onder meer alle op dit bedrijf aanwezige partijen poot- en zetmeelaardappelen intensief getoetst. Daarnaast is ook het bedrijf dat in 2020 het pootgoed heeft geleverd onderzocht. Daarbij is ook gekeken naar leveringen van pootaardappelen door dit bedrijf van dezelfde partij aan andere zetmeeltelers.
De betreffende akkerbouwer heeft zijn aardappelen niet beregend met oppervlaktewater en het bedrijf ligt niet in een gebied waarvan bekend is dat de bruinrotbacterie in het oppervlaktewater voorkomt.
'Doodlopende lijn'
Dirk Jan Beuling van de LTO werkgroep Zetmeelaardappelen betreurt de vondst, maar is blij dat het gaat om een doodlopende lijn. „Er is geen verspreiding naar andere bedrijven geweest, de betreffende aardappelen zijn inmiddels verwerkt bij Avebe. Het is jammer dat de bron van de besmetting niet te achterhalen in.”
De NAK voert in opdracht van de NVWA jaarlijks een onderzoek uit bij zetmeelaardappelen. Daarbij ligt de focus op drie quarantaine-organismen: bruinrot, ringrot en wratziekte. Dit onderzoek omvatte de inspectie en bemonstering van 350 aardappelhopen en bewaarplaatsen in noordoost-Nederland.