Van Wenum stopt als akkerbouwvoorman: ‘Het is nu tijd voor mijn eigen bedrijf’
Nadat Jaap Haanstra bekendmaakte in 2016 te stoppen als voorzitter van de LTO-vakgroep Akkerbouw kwam de naam van Van Wenum al snel bovendrijven. Hij was op dat moment al acht jaar specialist plantgezondheid bij LTO, en was daarmee voor veel akkerbouwers geen onbekende. „Ook in die functie lagen er veel wensen op tafel waar hard aan getrokken moest worden.” In diezelfde periode werd hij ook benoemd tot voorzitter van de vakgroep Akkerbouw van LTO Noord, en ook in die positie trad hij in de voetsporen van Haanstra.
Nu wordt het volgens Van Wenum tijd dat hij het stokje gaat overdragen aan een opvolger. Wie dat gaat worden, is nog niet duidelijk: de sollicitatieprocedure is net gestart. Maar het is welletjes, vindt Van Wenum. Niet dat hij het besturen beu is, integendeel, maar hij wil zich vooral wat meer gaan richten op zijn eigen akkerbouwbedrijf in Kootwijkerbroek (GD). „Dat heeft de afgelopen jaren op het tweede plan gestaan. Het werk gebeurde met behulp van loonwerkers en losse krachten. Maar nu wil ik het zelf meer gaan doen, ik wil er gewoon bij zijn.” Voor het voorzitterschap staat officieel 3,5 dag per week, maar in de praktijk ben je er 7 dagen per week mee bezig, is zijn ervaring. „Daardoor was ik minder betrokken bij mijn eigen bedrijf. In de coronatijd ging dat nog wel, omdat je meer vanuit huis werkt.”
Het akkerbouwbedrijf van Van Wenum heeft de afgelopen jaren niet stilgestaan: het areaal is uitgebreid en sinds drie jaar is het bouwplan verbreed met de uienteelt. Op het erf verrees recent een nieuwe bewaarschuur voor aardappelen en uien. „De uien is een specialistische teelt, daar ligt mijn uitdaging om me verder in te ontwikkelen.”
„Akkerbouwsector trekt eensgezind samen op in de keten en met BO Akkerbouw”
Terugkijkend is hij blij dat de akkerbouw een eenheid is geworden en gebleven. „We trekken eensgezind samen op in de keten en met BO Akkerbouw en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond.” Voorbeelden hiervan zijn er te over, vindt hij. Het beste voorbeeld is misschien wel het 7e Actieplan Nitraatrichtlijn, waarin de akkerbouwsector als één man optrok en zo een vuist kon vormen tegen de verplichte rotatie met rustgewassen in klei- en veengebieden. Daarnaast heeft de akkerbouw gezamenlijk gevochten tegen de invoering van de drempeltjes tussen de aardappelruggen tegen uitspoeling naar het oppervlaktewater, tegen de fosfaatindicator en voor een compensatieregeling voor fritesaardappeltelers tijdens de coronacrisis. „Ik vind het nog steeds knap dat we dat zo samen voor elkaar hebben kunnen krijgen. Want dit was zeker niet mijn verdienste, we hebben het met z’n allen gedaan.”
Daarentegen is hij teleurgesteld over hoe het GLB uitpakt voor de akkerbouw. Dat er dankzij politici als Tjeerd de Groot veel geld van pijler 1 wordt doorgeschoven naar pijler 2. „Dat is veel akkerbouwgeld”, zegt hij nadrukkelijk, „Daar baal ik wel van. Maar ja, we zitten niet aan tafel bij de Kabinetsformatie.” Het is de kunst om dan niet bij de pakken neer te gaan zitten. „Dan gaat plan B in werking: kijken hoeveel we van dat geld uit pijler 2 weer terug kunnen krijgen voor onze telers.”
Het maatschappelijk draagvlak voor de akkerbouw is zeker in het afgelopen decennium sterk gegroeid. „Denk aan de productie van eiwit en de energietransitie. Daar kan de akkerbouw een grote rol in spelen.” Die kansen moeten op een goede manier worden benut, en daar ligt een belangrijke taak voor de nieuwe landbouwminister. Hij roept Henk Staghouwer op de akkerbouw de ruimte te geven zich hierin verder te ontwikkelen. „En doe dat samen met de sector.” Staghouwer is vanuit zijn vorige functies bekend met de akkerbouw, en dat is een voordeel. „Hij weet wat ons beweegt.”
„Akkerbouw blijft een mooi vak. Natuurlijk zijn er veel regels waar je mee te maken hebt, maar als je op de trekker zit, dan denk je daar niet direct aan.”
Voelt Van Wenum zich nu meer boer of bestuurder? „Eigenlijk ben ik beide. Ik heb mijn ideeën over de sector en over de toekomst daarvan, en daar wil ik voor gaan. In de afgelopen zes jaar ben ik altijd betrokken gebleven bij mijn eigen bedrijf, maar de belangenbehartiging stond altijd op 1. Daar wilde ik geen concessies aan doen. En moet er geoogst worden op je eigen bedrijf, dan moet je dat even organiseren.” De komende jaren hoopt hij die jaren in te halen. „Akkerbouw blijft een mooi vak. Natuurlijk zijn er veel regels waar je mee te maken hebt, maar als je op de trekker zit, dan denk je daar niet direct aan. Ik zie vooral de positieve kanten van het akkerbouwvak, en gelukkig zijn die er nog veel.”