Oproep aan Tweede Kamer: Laat nieuwe middelen toe
„De sector zet hoog in op nieuwe middelen", vertelde Jan Verschoor van Nefyto. „Maar die bereiken de markt niet omdat de capaciteit er niet is om ze te beoordelen voor toelating." BO Akkerbouw-directeur André Hoogendijk had dezelfde boodschap, net als Piet Boonekamp van Artemis, de belangenvereniging van producenten van biologische bestrijdingsmiddelen. „Er zijn nog niet genoeg middelen om de omslag te maken", vertelde hij in antwoord op een vraag van PvdA-Kamerlid Joris Thijssen. „Er is nog niet eens een definitie van biologische middelen in Nederland, laat staan dat ze kunnen worden toegelaten. Laagrisicomiddelen wel - daarvan zijn er nu negen toegelaten." Daarmee komt die omslag er niet, wilde hij zeggen. Hij trok de vergelijking met de Verenigde Staten, waar boeren al meer dan vierhonderd biologische en laag-risicomiddelen kunnen inzetten.
Ook Joris Baecke, voorzitter van de werkgroep Plantgezondheid van LTO Nederland wees er op dat de mogelijkheid om planten gezond te houden onder druk staat, omdat er steeds minder middelen zijn toegelaten. „Resistentie ligt op de loer als de balans tussen afbouw van bestaande middelen en de toelating van nieuwe niet in acht wordt gehouden."
Omschakeling kost tijd
Eerder had Marleen Riemens van de WUR al verteld dat je niet zomaar naar een nieuw landbouwsysteem zonder gewasbeschermingsmiddelen kunt omschakelen. „De ontwikkeling tot de huidige landbouwsystemen heeft gedurende een aantal decennia plaatsgevonden", vertelde ze, „en onderdeel daarvan is de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen." Je kunt de middelen daar niet uithalen zonder het hele systeem te herontwerpen. Maar dat doe je niet in een paar jaar, stelde ze, dat duurt decennia. Als je alleen al kijkt naar veredeling, daar heb je tien tot vijftien jaar nodig om een nieuw ras met gewenste eigenschappen te produceren. Voor micro- en macro-organismen geldt hetzelfde.
Ilse Geijzendorffer van het Louis Bolk Instituut stelde dat gewasbeschermingsmiddelen niet noodzakelijk zijn. „De duurzame landbouw laat zien dat het anders kan", stelde ze, „en de overheid moet die transitie faciliteren."
Riemens was het daar niet mee eens. „Ziekten, plagen en onkruid komen ook voor in de biologische landbouw", constateerde ze. „Daar zien we ook opbrengstverliezen." Biologische landbouw produceert voor een andere markt, stelde ze, met andere prijzen. Ze wees er ook op dat biologische landbouw een 30 procent lagere opbrengst heeft. "Als de huidige opbrengst nodig is voor voedselzekerheid, hebben we meer areaal nodig als we overschakelen op biologische landbouw."
Daarbij, hield ze de Kamer voor, moet je bij biologische landbouw het risico nemen dat je in bepaalde jaren geen opbrengst hebt. Dat risico is des te groter als het hele systeem hierop ingericht is.