‘Geef bodemleven en natuurlijke vijanden de kans’
Dat planten kunnen groeien boven op een rots of andere plaatsen waar nauwelijks ruimte is, illustreert de kracht van deze organismen. Ze kunnen blijkbaar uit een gering volume bodem alle voeding halen, concludeert Floris. Hij stelt dat ze dat niet alleen op eigen kracht doen. Ze werken vooral samen met bodemschimmels en bacteriën om genoeg voeding uit de bodem op te nemen. Hun eigen wortels hebben beperkt toegang tot de plaatsen waar voedingsstoffen zitten. „Voor 95 procent van de planten geldt dat ze mycorrhizaschimmels nodig hebben. Brassica’s en bieten gebruiken in plaats daarvan bacteriën.”
Waar het Floris om gaat, is dat telers veel meer kunnen met de bodembiologie. Vanwege de eenzijdigheid van kunstmest, ziet hij meer in organische mest. „Met organische mest voedt je de bodem én de plant. Kunstmest bestaat uit een te beperkt aantal elementen. Wijzelf bestaan uit wel 60 elementen. Waarom gaat de bemestingsleer maar over 17 elementen?” Floris zegt dat een plant die louter kunstmest krijgt gegarandeerd ziek wordt. Voor een weerbare teelt zijn alle sporenelementen nodig. Dat draagt ook bij aan gezonde voeding en daarmee weerbaarheid van de mens, aldus Floris.
Biologisch beter?
Is een biologische bodem beter voor planten? Die vraag wil Floris niet zomaar met een ja beantwoorden. Alle bodems kunnen door de jaren van teelt en milieu-invloeden verschraald zijn. Daarom kan het toevoegen van steenmeel bijdragen aan herstel van de beschikbaarheid van sporenelementen en bodemleven, stelt Floris. Daarnaast is het van belang dat het bodemleven in staat is om de elementen te vinden en over te dragen aan het gewas. Veelvuldig op zijn kop zetten van de bodem resulteert volgens Floris in het vernietigen van het bodemleven. „Bodemverstoring is regel in de landbouw, maar hoe minder schade je aanbrengt aan de structuur, hoe meer mycorrhiza’s je houdt. Zo bouw je aan structuur door aggregaatvorming.”
Het is mogelijk om in een teeltjaar voldoende mycorrhiza’s op te bouwen, mits de akkerbouwer de grond slechts oppervlakkig bewerkt, zegt Floris. Steenmeel kan de ontwikkeling van bacteriën in de wortelzone stimuleren (rhizobacteriën). In werken met een ecoploeg, ondiep afgesteld, ziet Floris geen bezwaar. „Houd de structuur daaronder in stand. Je zult merken dat je meer draagvermopgen opbouwt. Bij een teler in Friesland zag ik hoe goed dat werkt. Het kost wat tijd. Die Friese teler kan altijd voldoende tractie gebruiken, terwijl ik de penetrometer (meter voor het bepalen van de indringingsweerstand van de bodem, red.) met mijn duim de grond in kan drukken.”
Natuurlijke vijanden
De opbouw van een stabiel bodemprofiel draagt volgens Floris bij aan een actiever leger aan natuurlijke vijanden. Wormen, insecten, gunstige schimmels en bacteriën, roofaaltjes en andere nuttige organismen geven het gewas of het teeltsysteem meer weerbaarheid.
Volgens Floris kan een stukje meer agrobiodiversiteit bijdragen aan het weerbare systeem. Hij ziet daarin ook een rol voor agroforestry, de combinatie van eenjarige gewassen met houtige gewassen. „Dat vind ik een verstandig systeem. Je moet dan wel zorgen dat de wortels diep gaan, dus wat tegen de oppervlakkige wortels doen. Zorg dat de bomen het water en de voeding diep halen.”
Van biologische productie wordt vaak aangenomen dat die lager is dan van gangbare landbouw. Floris denkt dat dit niet hoeft. Als biologische systemen meer gebruik maken van de kracht van het bodemleven, verwacht hij dat dit in goede opbrengsten resulteert. „Biologisch kan net zo veel als gangbaar produceren.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes