Op bedrijf Leo Sturm waar mogelijk meer organische stof en minder intensive bewerking
„Voor mij betekent het bewust omgaan met organische stof dat je veel doet met groenbemesters en organische mest. Zelf gebruik ik steeds vaker champost en minder drijfmest. Champost draagt direct en meer bij aan de OS-opbouw. Drijfmest kan indirect wel bijdragen aan de organische stofopbouw in de bodem, omdat de groenbemester beter groeit door de snelle beschikbaarheid van stikstof.”
Sturm gaat negatieve effecten van zijn intensieve bouwplan tegen met groenbemesters en door het verhakselen van stro en hooi op zijn percelen. „Vanwege het rendement moet ik wel veel rooivruchten en dus minder rustgewassen telen. Ik teel pootaardappelen, suikerbieten en uien. Een gedeelte hiervan moet mijns inziens gewoon geploegd worden. Voor de pootaardappelen doe ik dit sinds vorig jaar niet meer. Daarin kan ik de gewasresten 10 centimeter diep infrezen en de aardappelen daarin direct poten.’’ De wortels die de groenbemesters achterlaten lijken een gunstig effect te hebben op de groei van de aardappelen. „Die geven een mooie structuur aan de bovenlaag.”
Zoektocht
De akkerbouwer merkt dat het seizoen erg bepalend is voor het succes van een teelthandeling. Zo dacht hij in het droge voorjaar van 2019 een mooie structuur te hebben voor de aardappelen met een geploegde driejarige graszaadstoppel. „Kat in ‘t bakkie zou dat zijn.” De grond was echter zeer droog. Het land klaarmaken ging zeer moeizaam en nadien bleef de grond gortdroog. Als zelfs dit al niet werkte, moest er echt iets anders gebeuren. Daarom besloot hij het volgende jaar de groenbemesters de hele winter te laten staan en dit niet meer te ploegen. De voorvruchten waren nu tulpen en uien. De tulpen zijn er vroeg afgegaan, waarna hij de groenbemestermix WarmSeason van DSV zaaide. Dat bleek een mooie structuur op te leveren. De uien waren in het droge jaar wel tien keer beregend. „In het begin zag je daar nog blauwe grond door zuurstofgebrek. Ik zaaide op dat deel een mengsel van gele mosterd en phacelia. Gedurende het najaar en de winter knapte het daardoor op, de blauwe grond verdween!” Sturm concludeert dat herstel met een groenbemester zeker werkt.
Verbetering van de bodem kost tijd en is niet eenvoudig meetbaar in een laboratorium, weet Sturm. Organische stofgehalten veranderen traag en het moment van monsteren kan een groot verschil maken bij de meting. „Gelukkig kan je op het blote oog zien dat het bewerken van de grond steeds beter gaat, als je er goed voor zorgt. Mijn ouders waren voor mij al heel bewust bezig met de bodem, waardoor de zware kleigrond steeds iets beter bewerkbaar wordt. We zijn veel bezig met egaliseren, draineren en drainageonderhoud. Ik denk dat de structuur en de capillaire werking van de grond beter blijft, als die niet nat blijft. Dankzij niet-kerend werken vergroot ik de werking van de kanaaltjes die de plantenwortels achterlaten. Ze werken als waterafvoer in de winter en in de zomer zorgen ze juist voor betere opwaartse wateraanvoer voor het gewas.”
Wormen
Sturm kijkt in de grond hoe het bodemleven zich ontwikkelt. Het viel hem op dat, ondanks de aandacht die hij gaf aan organische stof, de wormenpopulatie niet toenam. „Ik had weinig tot geen wormen, toen ik al veel met groenbemesters en gewasresten deed. Het leek erop dat het plaatje niet compleet was. Ik besloot de groenbemester te laten staan en hier direct aardappels in te planten zonder voorbewerking. Toen waren er ineens veel meer wormen. Ze zitten er dus wel!”
In eerste instantie kostte het Sturm wat moeite om de groenbemester gedurende de winter te zien inzakken en dan niet naar de ploeg te grijpen. „Als je dan wacht, is het fascinerend om te zien hoe het proces van vertering vanzelf op gang komt. Toch is NKG niet in alle gevallen zaligmakend. Het afgelopen jaar heb ik na de aardappels wat stroken ingezaaid met verschillende groenbemesters. Het zaaien van de bieten in dit land viel niet helemaal mee. Dat komt omdat onder het dek van de groenbemester de aardappelopslag niet bevroren is en de grond door de gewasmassa langer nat blijft. Deze proef was dus eenmalig.”
Bij een fijnzadig gewas als de ui na een gewas graszaad begint Sturm graag helemaal ‘zwart’. De zaaimachine raakt anders verstopt. Als de bieten laat in het seizoen van het land zijn, ziet hij de ploeg ook als een betere oplossing. „De zware bietenrooier is op het land geweest en het is te laat om nog met de woelpoot de grond losser te maken. We hebben hier behoorlijk wat ganzen en daarom werk ik graag de bietenkoppen en het blad onder.”
De tussenweg zoeken in de teelt levert Sturm de beste resultaten op voor zijn grond. „Het is een kwestie van durven en proberen en waar nodig aanpassen”, is zijn mening.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes