Ook met stabiele organische stof trage opbouw
In een demo met de aanvoer van houtsnippers op een bedrijf in Brabant probeert een akkerbouwer het percentage organische stof in de grond te verhogen. Tijdens een webinar van het project Levende Bodem Brabant gaven projectdeelnemers uitleg hierover. Adviseur Henry van den Akker van Delphy: „Deze grond bevatte slechts 1,9 procent organische stof. Het is een enkeerdgrond, dus oud bouwland. In de demo probeerden we met houtsnippers de organische stof te verhogen. De ‘traditie’ hier is om varkensdrijfmest te geven. Gewassen zijn vaak laat van het land, zodat de toepassing van groenbemesters maar beperkt werkt.”
Vijf jaar lang voerde de teler drijfmest, compost en houtsnippers aan. Van de houtsnippers gebruikte hij 4.500 kilo per keer. Van den Akker rekent met 2 procent afbraak van organische stof per jaar en komt op een jaarlijks overschot van meer dan 2 ton organische stof van gewasresten, mest, compost en houtsnippers samen. Ondanks deze actieve benadering, is de verhoging van de organische stof maar enkele tienden van procenten, nauwelijks meetbaar in de bodemanalyses.
Er is voldoende bos in de omgeving om snoeihout voor houtsnippers te gebruiken. Houtsnippers leveren een hoog getal voor effectieve organische stof (EOS), een maat voor de na een jaar resterende hoeveelheid organische stof door aanvoer van gewasresten, mest of bodemverbeteraars. Per ton houtsnippers blijft 450 kilo effectieve organische stof in de bodem. De houtsnippers zijn met een prijs van 4 euro per ton goedkoper dan compost. Compost kost ongeveer het dubbele en levert gemiddeld 160 kilo EOS.
In België is ervaring met houtsnippers in de landbouw. Jonger hout breekt gemakkelijker af door een lagere C/N-coefficiënt, de verhouding tussen koolstof en stikstof in het materiaal. Hogere gehaltes koolstof ten opzichte van stikstof maken het materiaal stugger. Hoge koolstofgehaltes in organische stof kunnen ook voor stikstoffixatie zorgen in de bodem en daarmee het gewas remmen in groei. Volgens Van den Akker werd dit niet geconstateerd in de demo in Brabant.
Biochar
Een andere methode om een stabielere vorm van organische koolstof in de bodem te brengen is de toepassing van biochar. Dat is organisch materiaal dat onder zuurstofloze omstandigheden verhit is. Er ontstaat een soort verkoolde massa die bijdraagt aan het bindend vermogen van de grond en de structuur. De energie die vrijkomt bij biocharproductie kan gebruikt worden voor andere doeleinden en de biochar zelf als bodemverbeteraar. Milan Franssen van Delphy zegt dat bedrijven met overschotten aan kooldioxide-uitstoot mogelijk bereid zijn geld te betalen voor de gebruikers van biochar om zo hun uitstoot te compenseren.
Organische stof kan bijdragen aan de verlaging van stikstofuitspoeling. Franssen zegt dat bladstrooisel de uitspoeling verlaagde in de demo’s. Bij toepassing van hout was het koolstofverlies kleiner.
Wageningen Universiteit onderzoekt de organische stofgehaltes in bodems. Volgens onderzoeker David de Wit is het lastig om verandering in organische stofgehaltes te volgen met metingen. WUR gebruikt de Rock-Eval (RE) methode om een idee te krijgen van de prestaties van organische stofopbouw in de bodem. Het is een methode die inzicht geeft in de verandering van organische stof en het karakter van die stof. Met de HWC-methode (Hot Water Carbon) heeft het onderzoek ook ervaring opgedaan. Dit is volgens De Wit een maat voor het actieve bodemleven. Het wordt als onderdeel van de Bodemindicatoren voor landbouwgronden in Nederland (BLN) gebruikt om de kwaliteit van bodems te vergelijken.
De Wit verwacht dat het gebruik van houtsnippers vooral goed is als het bodemleven er wat mee kan. De onderzoekers van WUR stellen verschillende organische stofsoorten bloot aan verschillend bodemleven om te zien of het afbreekt. De houtstof lignine staat erom bekend dat hij zeer traag afbreekt in de bodem. „Voor een levende bodem vind ik het toepassen van groenbemesters het meest interessant”, zegt De Wit. Biochar en houtsnippers passen meer in het rijtje bodemverbeteraars dan in bemesting.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes