WUR: Onkruid aandachtspunt bij niet-kerende grondbewerking
Al eeuwenlang gebruikt de boer de ploeg om onkruid(zaden) en gewasresten onder te werken en de grond losser te maken. Dit vereenvoudigde het werk en resulteerde in beter opbrengsten, waardoor ploegen gemeengoed is geworden in grote delen van Nederland. Echter, ploegen is een intensieve grondbewerking die veel brandstof kost en die het bodemleven kan schaden. Ook is de waterhuishouding en draagkracht van de bodem minder bij ploegen waardoor het risico op misoogsten toe neemt.
Rond 1998 zijn akkerbouwers in Zuid-Limburg begonnen met NKG om bodemerosie tegen te gaan. De laatste jaren is er ook in de rest van het land steeds meer belangstelling voor NKG ontstaan. Bij NKG blijft de organische stof in de toplaag en blijft de ondergrond intact.
Systeemproeven
Een systeem met gereduceerde grondbewerking heeft in potentie veel voordelen, maar praktische kennis van de toepasbaarheid van het systeem en een vergelijking met kerende grondbewerking waren nog niet aanwezig. Vanaf 2009 is WUR Open Teelten daarom systeemproeven gaan aanleggen, gefinancierd uit de PPS Beter Bodembeheer, in Lelystad (kleigrond), Vredepeel (zandgrond) en Valthermond (dalgrond). WUR Open Teelten vergelijkt NKG bij deze systeemproeven met een referentiegrondbewerking van die regio (ploegen bij zand- en kleigrond, spitten bij dalgrond). Op dalgrond is deze vergelijking met een gangbare vruchtwisseling aangelegd, op zand- en kleigrond zowel op een gangbare als biologische vruchtwisseling. De gedachte achter de systeemproeven is het langjarig volgen van bodem en productie in systemen die wel en niet geploegd worden.
Bij het ontwerp van de systeemproeven werd het beheersbaar houden van het onkruid bij NKG als een van de grootste uitdagingen gezien. Op termijn zou dit kunnen resulteren in een lagere opbrengst door toenemende concurrentie van de onkruiden.
Onkruiddruk
Veranderingen in onkruiddruk bij toepassing van NKG zijn in de proeven bij WUR Open Teelten verschillend per grondsoort. Op dalgrond is er geen verschil gevonden in de onkruiddruk. Dit komt voornamelijk omdat de onkruiddruk daar altijd hoog is. Bij de zand- en kleigrond ervaart men wel een hogere onkruiddruk bij de toepassing van NKG. Echter resulteert dit niet overal in problemen. In de proefopzet is gekozen om het herbicidengebruik bij NKG gelijk te houden met het referentiesysteem, ondanks dat er wel sprake was van een hogere onkruiddruk.
De toegenomen onkruiddruk gaf daarbij geen aanleiding om vanwege opbrengstreductie toch meer herbiciden te gebruiken. In enkele gevallen is er wel een extra bespuiting uitgevoerd, voornamelijk ter bestrijding van meerjarige grassen. Bij zowel ploegen als NKG was de onkruidbestrijding altijd voldoende om concurrentie met het hoofdgewas te voorkomen. Wel heb je bij NKG meer nakiemers.
Veel meer handwieduren in bioteelt
In de biologische teelt resulteert NKG met een gelijkblijvende mechanische onkruidbestrijding in een sterke toename van het aantal handwieduren dat nodig is om schade door concurrentie van onkruiden met het gewas te voorkomen. Gemiddeld over het hele bouwplan op zand zijn er bijna 8 handwieduren per hectare meer nodig bij NKG dan bij ploegen. Voornamelijk is dit in de teelten van prei, peen, uien en conservenerwten.
Hiernaast verandert de onkruidsamenstelling op kleigrond, waarbij in het najaar kiemende onkruiden een groter probleem geven. Dit komt doordat de hoofdgrondbewerking al in augustus plaatsvindt bij de inzaai van de groenbemester, terwijl dit normaal pas in oktober/november is bij het ploegen van de groenbemester. Najaarskiemers, zoals straatgras en muur, krijgen zo de kans zich nog te ontwikkelen. Deze zijn in het voorjaar lastig te vernietigen.
Opslagplanten en oogstresten
Een aantal gewassen, zowel cultuurgewassen als groenbemesters, kunnen in de vorm van opslagplanten problemen geven in de volgteelt. Afhankelijk van de soort opslagplant en de grondsoort kan NKG positief of negatief bijdragen aan de bestrijding van opslagplanten. Op kleigrond die in het najaar geploegd zou worden kan NKG positief uitpakken na de aardappelteelt. Door het aan het oppervlak houden van de tarra aardappels maak je deze gevoelig voor vraat en weersomstandigheden als (nacht)vorst. Het is hierbij wel oppassen voor schade door ganzen, die ook op deze oogstresten afkomen. Ganzen kunnen door vertrapping de bodemstructuur verslechteren onder natte omstandigheden. Ook kunnen zij jonge kiemplanten aanvreten wat opbrengst kan kosten. In teeltsystemen waar ploegen traditioneel in het voorjaar gebeurt, is een verminderde druk van opslagplanten als gevolg van NKG niet te verwachten.
Hiernaast kunnen ziekten, plagen en eventuele tegen azolen resistente Aspergillus sp. overwinteren op oogstresten en opslagplanten. Dit kan problemen geven bij de hoofdteelt het volgende jaar en geeft gezondheidsrisico’s voor de mens. Het IRS adviseert onder andere om deze redenen altijd de bietenresten goed onder te werken.
Gewasresten kunnen resulteren in extra uitdagingen bij de mechanische onkruidbestrijding. Het is hierbij belangrijk gewasresten goed te verkleinen en rekening te houden met de gewasrotatie. Met name voor fijnzadige gewassen is een fijn zaaibed met weinig gewasresten erg belangrijk.
Groenbemesters
Groenbemesters vormen een essentieel onderdeel van NKG. Door de bodem ’s winters bedekt te houden is deze beschermd tegen erosie. Hiernaast helpt het met de overdracht van nutriënten naar het volgend teeltseizoen. Ook kan een geslaagde groenbemester onkruid onderdrukkend werken wanneer hij snel en voldoende grondbedekking heeft. Belangrijk bij de groenbemesterkeuze is dat deze in het voorjaar makkelijk te vernietigen is. De voorkeur gaat dus uit naar niet winterharde soorten met beperkte gewasresten. Het zaaitijdstip is ook van belang, te vroeg zaaien kan resulteren in zaadvorming, waardoor de groenbemester zelf een onkruid wordt in het volgende groeiseizoen.
Opslag van graan en winterharde groenbemesters kunnen bij NKG een uitdaging vormen in het voorjaar. Het vernietigen hiervan kan zowel mechanisch als chemisch. Mechanische vernietiging heeft als voordeel dat er geen risico op kiemremming van een volggewas door herbiciden is. Het nadeel van mechanische vernietiging is het risico op hergroei van de groenbemester, waardoor deze in het volggewas voor concurrentie met de hoofdteelt kan zorgen. Hiernaast is mechanische vernietiging meer afhankelijk van de weersomstandigheden en vraagt het een eerdere start. Zo start het vernietigen van de grasklaver groenbemester al een maand voor het prei planten.
Naast de competitie om licht, water en nutriënten kan een groenbemester ook de onkruidpopulatie beïnvloeden. Hierbij wordt de opkomst van onkruiden vlak na inwerken van de groenbemester voorkomen. Het effect hiervan is echter afhankelijk van veel factoren zoals gewasstadium, onkruidstadium, onkruidsoort, groenbemestersoort, moment van inwerken en weersomstandigheden. Om dit gericht in te kunnen zetten is eerst meer onderzoek nodig.
Grondbewerkingsproef in maïs
In de periode 2009-2021 heeft er in Lelystad een proef gelegen waarin het effect van grondbewerking in de maïsteelt onderzocht werd, waarbij onder andere is gekeken naar onkruidbeheersing door middel van zowel een chemische als mechanische strategie. Ploegen werd hier vergeleken met drie niet kerende systemen: volvelds woelen + roteren, strokenfrees en direct zaai. De onkruiddruk neemt bij alle niet-kerende systemen toe, voornamelijk bij latere inzaai van kortseizoensmaïs. Dit geldt voor zowel de chemische als de mechanische onkruidbeheersing, waarbij de snelle beginontwikkeling van de kortseizoensmaïs, gezaaid in juni, leidt tot beperktere mogelijkheden voor tijdige onkruidbeheersing.
Ook de onkruidsamenstelling veranderd, waarbij straatgras, muur, klein knopkruid en melganzevoet domineren bij de niet-kerende systemen. Dit zijn soorten met meerdere cycli per jaar met een lage basistemperatuur voor kieming. Hierdoor hebben ze voldoende kans op overleving in NKG, in tegenstelling tot een soort als zwarte nachtschade. Deze komt in ploegsystemen meer voor en heeft een hogere basistemperatuur voor kieming en daardoor ook minder levenscycli per jaar. In 2018 en 2020 is er een zaadbankbepaling gedaan. Hierbij is het aantal kiemkrachtige onkruidzaden in de bouwvoor bepaald. Hieruit bleek dat voor breedbladige onkruiden bij alle niet kerende systemen de zaadbank was toegenomen ten opzichte van ploegen. Bij grasachtigen was dit in de meeste gevallen juist afgenomen.
Vooruitblik
Dit voorjaar zal WUR Open Teelten bij alle drie de systeemproeven ook zaadbankbepalingen uitvoeren. Het doel hiervan is om een beter beeld te krijgen van het effect van jarenlang gereduceerde grondbewerking in akkerbouwrotaties op de onkruiddruk en -samenstelling.