Strokenteelt is ook schuiven met groenbemesters
„Het doel van strokenteelt is om met minimaal twee gewassen de stroken breed genoeg te maken voor mechanisatie en smal genoeg voor ecologische interactie. Hier in Valthermond testen we dat met een biologisch systeem. Daarbinnen gebruiken we acht gewassen in viervoud naast elkaar gelegd en vergelijken dat met drie monoculturen.”
Belangrijk onderdeel in het onderzoek is volgens Nienhuis de economische haalbaarheid. Verder meten de onderzoekers opbrengsten en volgen ze de ontwikkeling van ziekten en plagen. Die krijgen, theoretisch, minder kans om zich snel door het hele gewas te verspreiden, omdat ze buiten de strook botsen op een barrière in de vorm van een ander gewas.
Een meer biodivers perceel draagt bij aan de aanwezigheid van natuurlijke vijanden van plaaginsecten. Strokenteelt past in de afwisseling van soorten in tijd en ruimte. Nienhuis: „Bij de keuze voor de groenbemesters hebben we rekening gehouden met de plantparasitaire aaltjes Pratylenchus penetrans en Meloidogyne chitwoodi. Een ander argument bij de keuze was de onkruidonderdrukking door de groenbemester.”
Voor de goede ecologische interactie is het van belang dat beestjes uit de ene strook ver genoeg kunnen doordringen in de andere stroken ernaast. Afhankelijk van de soort loopt of vliegt een insect enkele meters tot misschien wel kilometers. De onderzoekers volgen de insectensoorten. Ze willen ook weten wat er op de randen van de stroken gebeurt met de aaltjessoorten die daar leven. „De hypothese is dat er meer leven in de stroken voorkomt, omdat er altijd wat te eten is voor de soorten. Bij de aaltjes volgen we de plantparasitaire aaltjes en de milieuaaltjes.” Slechts een heel klein deel van de aaltjessoorten brengt schade toe aan planten. De andere soorten zijn wel een indicatie voor de bodemgezondheid.
Na twee jaar onderzoek is het moeilijk om conclusies te trekken. Telers en onderzoek merken wel effect van natuurlijke vijanden in systemen met meer biodiversiteit, bij stroken of bij bloemenranden. Bedrijfsleider Gerard Hoekzema van proefbedrijf Valthermond merkt op dat hij, sinds ze op het bedrijf werken met bloemenstroken, nog nauwelijks tegen luizen heeft hoeven bestrijden, waarschijnlijk door meer natuurlijke vijanden.
Om het praktisch werkbaar te houden is de breedte van de stroken gekozen op de breedte van de mechanisatie of een veelvoud daarvan. Nienhuis: „Werken met 6 meter brede stroken gaat hier goed, want je wil wel capaciteit overhouden.” In het onderzoek gebruikt het team twee soorten zetmeelaardappelen, suikerbieten, suikermaïs, een gerst-erwtenmengsel en grasklaver. Voor gangbare zetmeeltelers in de regio is de toepassing van stroken moeilijker, vooral bij spuiten tegen de aardappelziekten phytophthora en alternaria of bij gerst en tarwe behandeling tegen graanschimmels.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes