Rabobank: Biobased gewassen perspectiefvol bij voldoende vraag en goed saldo

Agrarische grondstoffen voor de productie van biobased bouwmaterialen worden populairder. Door vezels uit bijvoorbeeld hennep, vlas en lisdodde te gebruiken in plaats van vezels uit glas en steenwol kunnen bouwbedrijven een flinke bijdrage leveren aan het verminderen van de CO2-uitstoot in Nederland.
Vezelgewassen als hennep, vlas en lisdodde worden nog niet vaak gebruikt in de productie van plaat- en isolatiemateriaal. Biobased materialen dragen bij aan het verlagen van de CO2-uitstoot in de bouwsector. Vezelgewassen halen CO2 uit de lucht en slaan deze op. En om de doelen van het Klimaatakkoord te behalen zullen duurzamere materialen nodig zijn, concluderen Cindy van Rijswijk. Specialist Food & Agri en Gea Bakker-Smit, sectormanager Food & Agri van de Rabobank in hun rapport.
CO2-emissies nemen toe
Circa 11 procent van de totale CO2-emissies in Nederland heeft te maken met de productie van materialen (als staal, beton en steenwol) voor gebouwen. Door de grote vraag naar woningen zal die uitstoot volgens de Rabobank alleen maar toenemen als er niets verandert in de keuze van bouwmaterialen. Het aandeel van biobased materialen in de Nederlandse bouw is laag, zo bleek eerder uit een studie in opdracht van RVO. Gekeken naar het gewicht heeft hout een aandeel van 2 procent, tegen 0,1 procent voor overige biobased materialen.
Wil de teelt van biobased grondstoffen in de komende jaren doorbreken, dan is een voldoende (stabiele) vraag nodig. Daarnaast moet het saldo kunnen concurreren met dat van andere rustgewassen, zoals granen en vlinderbloemigen. De prijs is voor veel producenten van bouwmaterialen doorslaggevend. Vaak kiezen ze nu voor de minder duurzame traditionele grondstoffen, omdat deze goedkoper zijn. Kopers van huizen en gebouwen weten volgens Van Rijswijk en Bakker-Smit vaak niet wat de positieve eigenschappen van duurzame alternatieven zijn, of krijgen de duurzamere opties simpelweg niet aangeboden.
De tekst gaat verder onder de foto
Praktische knelpunten
Van Rijkswijk en Bakker-Smit zien ook praktische knelpunten. Vlas is een relatief risicovolle teelt. En voor de teelt van vlas, hennep en lisdodde moeten aangepaste machines gebruikt worden. Lisdodde is een gewas dat alleen op vochtige grond (bijvoorbeeld veenweidegebieden) groeit, terwijl hennep juist gevoelig is voor wateroverlast. Veel van de knelpunten kunnen volgens hen worden opgelost door samen te werken met een verwerker die kan helpen met teeltadvies en oogst(machines).
De teelt van vezelgewassen heeft een lage CO2-voetafdruk in vergelijking met bijvoorbeeld tarwe of aardappels. Het CLM concludeerde eerder dat de milieubelasting door gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en kunstmest relatief beperkt is. Daarbij zijn vezelgewassen door hun lange wortels goed voor de bodemstructuur. De teelt van hennep past bovendien prima in de Veenkoloniën, waar minder andere opties zijn voor het bouwplan. Lisdodde kan een alternatief vormen voor melkveehouders in veenweidegebieden. Voor lisdodde zijn geen gewasbeschermingsmiddelen en bemesting nodig, maar wel een vochtige bodem.
Geld verdienen met CO2-opslag
Waarschijnlijk ontstaan er de komende jaren meer mogelijkheden om geld te verdienen met CO2-opslag. Van Rijkswijk en Bakker-Smit: Het teeltsaldo van vlas of hennep kan met ongeveer 585 euro per hectare stijgen als een akkerbouwer ‘carbon credits’ krijgt voor de CO2-opslag.
Omdat transport van vezelgewassen en eindproducten als isolatiemateriaal relatief duur en niet duurzaam is, zijn ketens voor biobased materialen voornamelijk regionaal georganiseerd. Voor telers is het daarom belangrijk om samen te kunnen werken met regionale coöperaties of private verwerkers die de oogst en verwerking van vezels organiseren.
Areaal vlas en hennep
Frankrijk en België zijn relatief grote teeltlanden van vlas. Vlas wordt in Nederland op 1.880 hectare geteeld, vooral in Zeeland. De grootste teeltlanden van hennep in de Europese Unie (EU) zijn Frankrijk, Duitsland, Litouwen, Polen, Oostenrijk en Nederland. In Nederland wordt op 1.700 hectare vezelhennep geteeld, dat is 0,7 procent van het akkerbouwareaal. De teelt bevindt zich vooral in de provincies Groningen en Drenthe. De groeiende populariteit van hennep heeft niet alleen te maken met de mogelijkheden van de vezel, maar ook van de zaden, bloemen en bladeren waarvan inhoudsstoffen in allerlei voedingsmiddelen worden verwerkt.