‘Akkerbouwer past zich al jaren aan bij klimaat, maar vraagt wel bewegingsvrijheid’
In de werksessie die Beuling presenteert, neemt hij zijn eigen bedrijf in Eerste Exloërmond als voorbeeld. Samen met zijn vrouw Tanja en sinds enkele jaren zijn zoon Rik boert Beuling op een versleten dalgrond. „De grond is droogtegevoelig en de onkruiddruk is hoog”, zo omschrijft hij de uitgangssituatie.
Beuling kan een reeks maatregelen noemen die hij toepast en die te maken hebben met klimaatadaptatie: „We gebruiken en produceren antistuif, we hebben een beregeningsinstallatie, een pivot op 54 hectare en beregening met hydranten op 58 hectare, we gebruiken groenbemesters en compost, passen niet-kerende grondbewerking toe, maakten de drainage optimaal, egaliseren de percelen om afspoeling en emissies te minimaliseren en we elektrificeren ons energieverbruik en wekken zelf stroom op met zonnepanelen.”
Organische stof uit gewasresten, stro, groenbemesters en vaste mest draagt bij aan een betere structuur en waterhuishouding. „Ik durf te stellen dat we eigenlijk al dertig jaar bezig zijn met aanpassen.” Compost is een bron van traag afbrekende koolstof, maar Beuling spreekt zijn zorg uit over de aanwezige troep en microplastics daarin.
Rassenkeuze
De akkerbouwer heeft altijd veel interesse gehad in veredeling. Hij begon ooit bij zetmeelaardappelveredelaar Karna en hecht nog steeds aan de beste rassenkeuze voor zijn grond en bedrijf. Bij bieten let hij extra op vroege bedekking om onkruiddruk te beperken en de keuze gaat uit naar goede resistenties. Bij aardappelen zijn de resistenties eveneens van belang. Beuling zet een tagetesteelt in na wintergerst om aaltjesdruk (Pratylenchus penetrans) te reduceren. „Dat past goed voor de teelt van uien en aardappelen.”
Regelzucht
„Op dit moment valt de zetmeelteelt nog onder de wintergewassen, maar ik slaap zelf slecht van de invulling van het vernieuwde gemeenschappelijke landbouwbeleid (GLB) en het zevende actieprogramma stikstof maakt het nog moeilijker dan het GLB al deed. Voor het verkrijgen van brons, zilver of goud in de ecoregeling moet je nog veel meer inspanningen doen.”
Beuling mist de samenhang en het vertrouwen in de kracht van de landbouw bij veel te starre regelgeving: „De grootste kracht van de landbouw is dat die zelf weerbaar is, maar dan moet je de landbouw niet murw slaan met steeds weer nieuwe regels.”
Waarschijnlijk is het beter om de landbouw doelen voor te houden dan regels, denkt Beuling. Hij wil, ook voor zijn medeondernemers in de sector, verder vooruit kunnen kijken. Investeringen in de sector met het oog op het klimaat vragen om een lange terugverdienperiode. Als voorbeeld noemt Beuling robots, nieuwe trekkers en werktuigen, gebouwen of installaties. Zonder stabiel vooruitzicht vreest hij dat de sector af gaat haken.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: BO Akkerbouw