Raad van State: Ministerie moet bij gewasrotatie meer oog hebben voor gevolgen
Het ministerie heeft de Raad van State om een advies gevraagd over de wetswijziging van het Besluit gebruik Meststoffen. Hierin staan een aantal maatregelen uit het zevende Actieprogramma Nitraatrichtlijn.
Dit zijn:
- verruiming van de uitrijdperiode van vaste strorijke mest op gras- en bouwland gelegen op zand- en lössgronden;
- verkorting van de uitrijdperiode van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib op bouwland;
- verplichte (vierjaarlijkse) gewasrotatie met rustgewassen op landbouwgrond gelegen op zand- en lössgronden.
Economische gevolgen
In een toelichting schrijft het minsisterie dat de verplichte gewasrotatie van rustgewassen 'in het algemeen' geen of een beperkte economische impact zullen hebben. In bepaalde gevallen kan dit wel het geval zijn. Dit geldt met name voor akkerbouwbedrijven met intensieve bouwplannen. Omdat deze groep de gewassen met een hoge opbrengst vierjaarlijks moet vervangen door rustgewassen met een lager rendement, neemt het inkomen af. De Raad van State vindt dat te er in de huidige toelichting te weinig oog is voor deze negatieve gevolgen. Ook maakt de toelichting niet inzichtelijk hoe de gevolgen voor deze bedrijven zijn afgewogen tegen de milieu- en klimaateffecten die de maatregel opleveren.
Ook als de bedrijfseconomische effecten klein zijn, moet er inzicht geboden worden in de afwegingen die ten grondslag liggen aan de in het ontwerpbesluit gemaakte keuzes.
Advies
De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert het ministerie om daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.