Column: André Hoogendijk: Landbouwakkoorts
Koorts is echter geen ziekte, maar een symptoom. We moeten er met elkaar voor waken om het in gesprekken over de landbouw niet alleen te hebben over symptomen. Mestoverschot is een symptoom, net als bijvoorbeeld slechte prijzen voor eiwitgewassen. Stikstofdepositie is een symptoom en zo ook het verlies aan biodiversiteit. De hele discussie over verdienmodellen is een symptoom. We moeten het hebben over onderliggende oorzaken. En die moeten we oplossen.
Terug naar Mansholt
Eind 1968 kwam Mansholt met het ‘Memorandum Landbouw 1980’. Het plan beoogde om overproductie aan te pakken en boeren een beter inkomen te bieden. Er zouden prijsmaatregelen moeten komen en een vermindering van het landbouwareaal met vijf miljoen hectare in de zes EEG-landen. Een structuurverandering moest leiden tot akkerbouwbedrijven van 80 tot 120 hectare. Volgens critici zou het gaan om mammoetbedrijven die deden denken aan de kolchozen in de Sovjetunie. Er kwamen stoppersregelingen maar ook studiebeurzen voor boeren.
Een lijkkist met zijn naam erop, een opgehangen stropop en een vergelijking met Hitler. Het viel Mansholt allemaal ten deel. Je zou kunnen stellen dat de boerenprotesten van afgelopen jaren weinig origineel zijn gebleken. Toch was het anders. Mansholt stond naast de boeren en dacht vanuit het perspectief van de blijvers. De wens voor een goed inkomen leidde tot schaalvergroting. De aanleg van nieuwe natuur was een middel om overproductie tegen te gaan en de prijzen voor boeren te verbeteren. Je hoefde het er niet mee eens te zijn, maar er zat een idee en een plan achter.
In de tijd van Braks
In de periode na Mansholt was Gerrit Braks de meest relevante minister van Landbouw. Met de Interimwet legde hij in 1984 beperkingen op aan de intensieve veehouderij om het mestoverschot aan de pakken. Voor zover het daarvoor nog niet duidelijk was geweest, was het nu wel duidelijk. De landbouw zou voortaan moeten opereren binnen de kaders van allerlei milieuwetten. Daar heeft de sector zich in de decennia er na op aangepast, al zijn er weer nieuwe wetten bij gekomen en blijft er werk te doen.
Braks maakte in 1989 ook de val van de Muur mee. Hij kon toen niet vermoeden dat het verwijderen van een harde grens tussen Oost- en West-Duitsland ertoe zou leiden dat de wolf terug zou keren naar Nederland. Wat al wel snel duidelijk werd, was de overgang van EEG naar Europese Unie in 1992 met het Verdrag van Maastricht. In de jaren er na volgde de toetreding van landen in Midden- en Oost-Europa. De interne markt - van export kun je binnen de EU met goed fatsoen niet spreken - is daarmee veel groter geworden.
Vragen van vandaag
In de tijd van Mansholt was het duidelijk wat de agrarische sector moest bijdragen aan de Nederlandse samenleving: voldoende voedsel voor schappelijke prijzen en een net inkomen voor boeren. Ook was er niet voor elke boer meer plek in Nederland. In de tijd van Braks werd duidelijk dat de sector binnen milieugrenzen moest gaan opereren. In de jaren er na moesten coöperaties en individuele ondernemers zich aanpassen aan de steeds groter wordende intern markt. Al deze onderwerpen spelen vandaag de dag nog steeds.
Een verschil met vroeger is dat we als samenleving van de landbouw nu meer maatschappelijke diensten verwachten. Landschap, biodiversiteit, energieopwekking, waterberging en koolstofvastlegging zijn diensten die de landbouw kan leveren. Het goede nieuws is dat de landbouw kan bijdragen aan oplossingen voor alle maatschappelijke vraagstukken. Er wordt alleen nog nauwelijks voor betaald. Als we zoeken naar nieuwe verdienmodellen, dan zijn het vooral overheden die de portemonnee moeten trekken.
Moeilijke vragen
Waarom mag een hovenier aan groenvoorziening in de stad wel geld verdienen, maar moet een boer het landschap onderhouden voor een onkostenvergoeding? Waarom krijgen oliemaatschappijen betaald om CO2 op te slaan onder de zeebodem, maar boeren niet om CO2 op te slaan in biobased bouwmaterialen? Waarom is er een SDE++ subsidie voor energie, maar geen vergelijkbare regeling voor verduurzaming van de landbouw? De landbouw staat ten dienste van de maatschappij, maar niet voor een appel en een ei.
Voor de diagnose van de toestand van de landbouw is het van belang om de onderliggende vragen te stellen en met elkaar te beantwoorden. In wat voor land willen we leven? Wat is daaraan de bijdrage van de landbouw? En hoe gaan we dat sámen realiseren? Zoals een huisarts aan een patiënt een recept meegeeft om elke dag een wandeling te maken, moeten wij de oplossing niet in een apotheek zoeken. We moeten naar buiten waar we graag werken en waar we mensen ontmoeten. Binnen is het donker, maar buiten schijnt de zon.