Tweede Kamer niet afwijzend over nieuwe veredelingstechnieken
Een korte voorgeschiedenis: gerichte veredelingsmethoden, waaronder Crispr-Cas, maken het mogelijk om gewassen veel sneller aan te passen aan veranderende omstandigheden, zoals droogte en hoge temperaturen en om ze resistent te maken tegen ziekten en plagen. In 2018 oordeelde het Europese Hof van Justitie dat die nieuwe veredelingsmethoden niet verschilden van genetische modificatie en dus onder de betreffende, zeer strenge regels voor toelating moesten vallen. Dat ze ook niet verschilden van en zelfs beter waren dan de klassieke, ongerichte mutagenese, werd weliswaar erkend door het Hof, maar die techniek bleef vrijgesteld vanwege een lange geschiedenis van veilig gebruik.
Het besluit van het Hof viel niet zo lekker en op aandringen van de Raad van Ministers zette de Europese Commissie vanaf 2019 een traject in gang om de regelgeving voor deze nieuwe veredelingsmethoden te versoepelen. Dat traject – met uitgebreide publieke consultaties – loopt nog en de planning is dat de Europese Commissie begin juni met een voorstel komt. Hoe dat voorstel eruit gaat zien is nog onduidelijk. Binnen de Commissie wordt er nog flink over gebakkeleid, met name omdat het directoraat-generaal Milieu dwars lijkt te liggen.
Omdat ook Nederland als lidstaat over het te verwachten voorstel moet stemmen, organiseerde de commissie LNV van de Tweede Kamer deze week dus een rondetafelgesprek, waarbij diverse geledingen hun mening mochten geven en daarover ondervraagd konden worden door de aanwezige Kamerleden. Voor input van de diverse insprekers zie hier.
Weinig tegenstand
Het eerste wat opviel, is dat er, behalve Nina Holland van Corporate Europe Observatory (CEO) eigenlijk geen geharnaste tegenstanders waren van een versoepeling van regelgeving voor nieuwe veredelingsmethoden. Zelfs Sijas Akkerman van de Natuur- en Milieufederatie Noord-Holland toonde zich voorstander een ‘modernisering van beleid- en regelgeving. Zij het dat hij wel graag de overheid aan het stuur zag om ongewenste toepassingen te blokkeren. Dus wel gene editing om gewassen resistent te maken tegen ziekten en plagen, niet om ze resistent te maken tegen onkruidbestrijdingsmiddelen.
Behalve Leonie Vestering (PvdD) bevonden zich ook onder de Kamerleden geen geharnaste tegenstanders. Opvallend vond ik de inbreng van Laura Bromet (GroenLinks), die keer op keer vroeg waarin de risico’s van nieuwe veredelingsmethoden verschilden van de risico’s van bestaande veredelingsmethoden. Een serieus antwoord kreeg ze overigens niet. Nina Holland verwees naar de position paper die ze had ingediend, maar daarin wordt slechts verwezen naar een niet peer reviewed en tamelijk vooringenomen rapport van Test Biotech.
Geen silver bullet
Het vrijwel ontbreken van geharnaste tegenstand betekent nog niet dat de nieuwe veredelingsmethoden hartelijk werden omarmd. Vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, de agrarische actoren, zagen natuurlijk de nodige voordelen. Dat betrof met name de versnelling van het veredelingsproces. Kees Stoop van Ecotulips vertelde dat het zo’n 25 jaar duurt om een nieuwe tulpenras op de markt te brengen. Hij hoopt dat het beleid snel wordt aangepast, zodat hij dat nog voor zijn pensioen mee kan maken.
Arend Streng van het groenteveredelingsbedrijf Rijk Zwaan vertelde dat dertig procent van de omzet is bestemd voor onderzoek en ontwikkeling, waarvan de helft voor het inkruisen van resistentie tegen ziekten en plagen. Als je de tijd met de helft of meer kunt verkorten levert dat natuurlijk enorm voordeel op.
Dubbel werk
In de wandelgangen werd overigens nog opgemerkt dat veredelaars nu al wel Crispr-Cas en verwante technieken gebruiken om gewenste eigenschappen op te sporen. Vervolgens gebruiken ze die gegevens om de betreffende eigenschap via de klassieke weg in te kruisen. Dubbel werk dus, dat niet alleen tijdrovend maar ook kostbaar is.
De veredelingsbedrijven zien al met al grote voordelen in het gebruik van nieuwe veredelingstechnieken en gaan die ook zeker gebruiken – desnoods buiten Europa. Tegelijkertijd waarschuwen ze wel dat het geen ‘silver bullets’ zijn die alle problemen rondom voedselzekerheid en klimaatverandering gaan oplossen. Wel is het nu al een belangrijk stuk gereedschap, waarmee je kunt inspelen op de snel veranderende omstandigheden, zowel fysiek als economisch, waarmee kleine en grote telers te maken krijgen.
Punt van aandacht is wel de toegankelijkheid van de techniek en dan vooral hoe te voorkomen dat die wordt dichtgetimmerd met octrooien. Waarbij de vraag zich voordoet of zowel de techniek als de daarmee geproduceerde gewasvariëteiten überhaupt te octrooieren zijn in de Europese Unie, omdat het hier gaat om ‘natuurlijke’ processen en producten. Ik probeer er al een tijdje achter te komen hoe dat zit, maar een echt antwoord dat verder gaat dan ‘het is ingewikkeld’, heb ik nog niet gehad.
Voedselsysteem
Naast die min of meer instrumentele benadering, waarbij er geen principieel onderscheid wordt gemaakt met klassieke veredelingsmethoden, kwam een aantal genodigden met een meer ideologische benadering. Zoals gezegd hebben ze niet zozeer bezwaar tegen de technologie an sich, maar om het systeem dat ze vertegenwoordigen. Het gaat niet om de regelgeving, aldus Michelle Habets van het Rathenau Instituut, maar over de toekomst van het voedselsysteem. Omdat dat een discussie is over waarden moet er een breed maatschappelijk debat plaatsvinden over wenselijke toepassingen van deze nieuwe technologie.
Ook Bernice Bovenkerk, als filosoof werkzaam bij Wageningen UR, verklaarde zich niet tegen het gebruik van Crispr-Cas bij planten (wel bij dieren, geloof ik), maar zag het vooral als symptoombestrijding in een systeem dat intrinsiek fout is. Zelf zag ze meer in andere vormen van landbouw, zoals agro-ecologie en voedselbossen, waarbij je de weerbaarheid van gewassen niet versterkt door veredeling, maar met behulp van wisselteelt en strokenlandbouw.
Los van het feit dat je de wereldbevolking niet gaat voeden met de opbrengsten uit een voedselbos, zoals Kamerlid Caroline van der Plas van BBB opmerkte, is er ook helemaal geen sprake van een tegenstelling. Wetenschapsjournalist (en Vork-columnist) Hidde Boersma wees erop dat het gebruik van Crispr-Cas prima samengaat met een voedselbos of met agro-ecologische landbouw (zie ook het interview met Urs Niggli in Vork van december 2022).
Sociale constructie
Boersma stelt dat het hele onderscheid tussen klassieke en moderne veredelingsmethoden een sociale constructie is, waarvoor wetenschappelijk gezien geen enkele grond is. Omdat de risico’s gelijk of zelfs kleiner zijn dan bij de introductie van klassieke veredelde gewassen, is er dan geen enkele reden voor een andere dan de bestaande regelgeving voor nieuwe variëteiten.
Een bijkomend voordeel is dat daardoor ook geen extra bureaucratische belemmeringen worden opgeworpen voor starters en kleine en middelgrote veredelingsbedrijven. Belemmeringen die in het geval van genetisch gemodificeerde organismen hebben geleid tot verdere monopolievorming in de zaaigoedsector en een gebrek aan aandacht voor ‘vergeten gewassen’, zoals gierst en cassave.
Omdat je aan het product ook niet kunt zien of het is gemaakt met klassieke of met moderne veredelingsmethoden is het volgens WUR-hoogleraar Richard Visser nog maar de vraag hoe je eventuele extra regels gaat handhaven. Als je dat aan ambtenaren bij de Europese Commissie vraagt, dan komen ze met iets als een ISO-certificering, maar dat lijkt me toch geen echte oplossing. Los van het feit dat je de zaak gemakkelijk kunt flessen, is het toch weer een nieuwe barrière voor starters en kleine en middelgrote bedrijven.
Eten en genen
Alles overziend denk ik dat er inderdaad een kunstmatige tegenstelling wordt gecreëerd tussen klassieke en moderne veredelingsmethoden die niet houdbaar is uit zowel wetenschappelijk als uit praktisch oogpunt. Prima om een brede maatschappelijke discussie te organiseren over de toekomst van ons voedselsysteem, dat is zelfs hard nodig, gezien alle onzin die over te berde wordt gebracht. Maar doe dat niet over de band van moderne veredelingsmethoden, want dat levert alleen maar ellende op.
Janine Publiek zit echt niet te wachten op weer een loopgravenoorlog over een technologie die haar niet interesseert, terwijl het debat ondertussen wordt gekaapt door clubs als CEO, GMWatch en Greenpeace. Voor het bewijs daarvan hoeven we alleen maar twintig jaar terug te gaan in de tijd naar het publieke debat Eten en Genen. Niet voor herhaling vatbaar.
Dit artikel verscheen eerder in het tijdschrift Vork, een platform over en voor mensen die betrokken zijn bij de voedselketen.