Bodemafspoeling beter in kaart en beter onder controle
Allereerst wilden ze bij het project weten hoe groot de oppervlakkige afspoeling van middelen is van landbouwgrond. Daar blijkt weinig informatie van te bestaan. „We vonden hierover bijzonder weinig in de literatuur. Toch is een idee daarvan van belang als je maatregelen ertegen wilt onderzoeken”, stelt Richard Folkersma van CLM Onderzoek en Advies bij de presentatie van de eerste resultaten van het project. Er worden namelijk wel middelen aangetroffen op meetpunten voor waterkwaliteit in de regio, dus er is wel verlies van middelen naar het water.
Bij extreme neerslag zal het niet lukken om alle water op de percelen te houden. Telers geven aan dat er dan altijd wat afgevoerd moet worden. Bij meer dan 40 millimeter neerslag zou de grond te lang nat blijven en de oogst kunnen mislukken. Los van de extreme neerslag is er bij kleinere buien wel meer mogelijk om afspoeling te voorkomen. De maatregelen die telers, adviseurs en onderzoekers probeerden, richtten zich op die situatie.
De structuur van grond kan goed zijn, maar als er een klein dicht laagje (slemp) bovenop de grond is gevormd, kan dat voor versnelde afvoer van de regen zorgen, terwijl het water niet eens de grond indringt. Ook blijkt dat bij beregening veel water in de sloot kan lopen van percelen. In de buurt van Espel en Swifterbant op een lichte en een wat zwaardere zavelgrond bepaalden de onderzoekers eerst hoeveel afspoeling er plaats vond en of dit water allemaal vervuild was. Uit stedelijke omgeving kenden ze het verschijnsel dat het eerste afspoelende water de meeste vervuiling bevat (first flush). Dat laatste verschijnsel bleek op bouwland sterker te zijn bij beregenen dan bij natuurlijke regenval, wat een reden is om hoe dan ook zoveel mogelijk afspoeling te voorkomen.
Drempeltjes
Een experiment met drempeltjes tussen de ruggen bleek voors en tegens te hebben. Ze beperkten weldegelijk de afstroming door de langere infiltratietijd voor het water, maar ze bleken ook hinderlijk bij het rijden met de selectiekar of de peenrooier. Het alternatief was het gebruik van een combinatie van woelen tussen de ruggen en gaten boren met pennen. Deze ‘wafelstructuur’ blijkt niet de hinderlijke bijwerkingen van drempeltjes te hebben en toch veel afspoeling te voorkomen.
Maatoplossingen kunnen het telers eenvoudiger maken om passende maatregelen tegen afspoeling te nemen. Een voorbeeld is ruwere ruggen maken tijdens het trekken van de ruggen of bij het aanfrezen.
Een infiltratiegreppel is een ander voorbeeld dat in het project onderzocht werd. Hier bleek dat op de zwaardere grond een ongevulde diepere infiltratiegreppel rondom het perceel het effectiefste was. Op de lichtere grond houdt die greppel geen stand en werkte vullen met bomenzand goed tegen afspoeling, terwijl die vulling met bomenzand (een mengsel van organisch materiaal en zand) op de zware grond juist weinig effect had.
Driekwart reductie
De afspoeling kan grofweg met 75 procent teruggebracht worden door maatregelen die passen bij de grond en het bedrijf. Mocht de neerslag echt heel overvloedig zijn, dan is afspoeling niet goed te voorkomen, maar ervan uitgaand dat die situatie minder vaak voor komt, is er al veel verbetering mogelijk met maatwerk. Omdat de maatregelen per grondsoort en teelt verschillend kunnen uitwerken, concludeert Folkersma dat toetsen van verschillende varianten op praktijkschaal nodig is. „Onderzoek dat in andere teelten en andere Nederlandse risicogebieden.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes