Breedte bufferstrook vaak 1 meter
Het aanpassen van de breedte van de bufferstrook van 3 naar 1 meter is toegestaan op het moment dat de bufferstroken meer dan 4 procent van het perceeloppervlak beslaan. Beslaat de bufferstrook na het aanpassen van de breedte naar 1 meter nog steeds meer dan 4 procent van het perceeloppervlak dan is een maximale breedte van een 0,5 meter toegestaan.
Simpel berekenen
Het bepalen van de te hanteren breedte is eenvoudig. De meeste percelen in Nederland zijn langwerpig. Uitgaande van een watervoerende sloot links en rechts van het perceel, kan aan de hand van de perceelbreedte vrij simpel worden bepaald of een bufferstrook 3, 1 of 0,5 meter breed moet zijn.
Een rekenvoorbeeld: De lengte van de bufferstrook is 1 meter, de breedte is 3 meter. Het perceel heeft 2 sloten, dus 2 bufferstroken van 3 meter. De totale oppervlakte van de bufferstrook is dan 6 vierkante meter. Uitgaande van 4 procent bufferstrook moet een perceel minimaal 150 meter breed zijn om onder de 4 procent te blijven (4 procent x 150 = 6).
Voor bufferstroken van 1 meter breed oftewel 2 vierkante meter resulteert dat in een minimale breedte van 50 meter (4 procent x 50 = 2).
In de praktijk ligt op de kopeinden van een perceel ook nog vaak een bufferstrook, waardoor de oppervlakte bufferstrook in werkelijkheid nog groter is. Door uit te gaan van 150 of 50 meter houden boeren dus een veilige marge aan.
Veehouderij veelal 1 meter bufferstrook
In veehouderijgebieden met watervoerende sloten komen nauwelijks percelen voor die breder zijn dan de hierboven berekende breedte van 150 meter. Het gros van de veehouders in deze gebieden kan de bufferstroken beperken tot 1 meter.
In de veengebieden zijn veel percelen smaller dan 50 meter en kunnen boeren een bufferstrook van 0,5 meter aanhouden. Daarmee is de bufferstrook gelijk aan de voorgeschreven breedte van de bemestingsvrije zone in de het zevende actieprogramma nitraat. Met als belangrijk verschil dat een bufferstrook in de nieuwe regels niet meegeteld mag worden in de mestplaatsingsruimte.
Akkerbouwers daarentegen hebben vaker dan melkveehouders te maken met bredere percelen. En zullen dan ook vaker te maken krijgen met bredere bufferstroken.
Bijzondere sloten
Voor droge sloten geldt altijd een minimale breedte voor de bufferstrook van 1 meter. Ongeacht de 4-procent-regel. Een droge sloot is een sloot die van 1 april tot 1 oktober geen water voert. Boeren wiens perceel smaller is dan 50 meter en grenst aan een droge sloot kunnen overwegen een stuw te plaatsen, zodat de sloot watervoerend wordt en de bufferstrook mag worden teruggebracht naar 0,5 meter.
Voor kaderrichtlijn water (KRW) sloten en ecologisch kwetsbare watergangen gelden andere regels. Langs ecologisch kwetsbare watergangen is de minimale breedte van de bufferstrook altijd 5 meter. Bij KRW sloten is de breedte van de bufferstrook afhankelijk van de breedte van de waterloop en/of het perceel. Zie de tabel 2.
Perceelbreedte (insteek tot insteek) | Breedte bufferstrook |
Watervoerende sloot aan beide kanten | |
150 meter of breder | 3 meter |
150 tot 50 meter | 1 meter |
50 meter en smaller | 0,5 meter |
Watervoerende sloot aan één zijde | |
75 meter en breder | 3 meter |
75 tot 25 meter | 1 meter |
25 meter en smaller | 0,5 meter |
Hoofdregel | 1e berekening > 4% | 3e berekening > 4% | |
Ecologische kwetsbare waterloop | 5 meter | Geen berekening nodig | Blijft 5 meter |
KRW waterloop | 5 meter | 3 meter | 3 meter |
KRW watervoerende sloot maximaal 10 meter breed | 5 meter | 3 meter | 1 meter |
Overige waterlopen | 3 meter | 1 meter | 0,5 meter |
Droge sloot | 1 meter | Geen berekening nodig | Blijft 1 meter |
Tekst: Hermien van der Aa
Woont en werkt op een melkveebedrijf in Hernen met als neventakken educatie en zorglandbouw. Sinds 2020 parttime redacteur melkvee bij Agrio, waar ze hoofdzakelijk schrijft voor de website melkvee.nl, het vakblad Melkvee en de regiobladen
Beeld: Ellen Meinen
Bronnen: Cumela, Rijksdienst voor Ondernemend Nederland