Column: André Hoogendijk: Nederland als één groot gemengd bedrijf
Zowel in de praktijk tussen boeren als op kantoren van organisaties wordt te veel in hokjes gedacht. Laten we het eens anders aanpakken. Laten we Nederland gaan zien als één groot gemengd bedrijf.
Eigen sector eerst
Afgelopen periode hebben we veel voorbeelden van hokjesdenken voorbij zien komen. Denk aan het achterhaalde plan van een GVE-norm voor koeien. Tien jaar geleden was dat wellicht een goed idee om de sector grondgebonden te maken na het wegvallen van het melkquotum. In de tussentijd is het aantal koeien echter begrensd met fosfaatrechten. Nu ziet de overheid een GVE-norm opeens als interessant instrument voor de waterkwaliteit. Dat is een typisch geval van oud denken vanuit de veestapel in plaats van denken vanuit de bodem en het gewas.
De sector zelf kan er ook wat van. Denk bijvoorbeeld aan de biologische veehouders die hun veevoer liever uit Oekraïne halen dan dit in te kopen bij hun biologische buren in de Nederlandse akkerbouw. Aangekocht stro hoeft zelfs helemaal niet biologisch te zijn ‘want te duur’. Tja… en maar klagen over de consument die te weinig bio koopt. Denk ook aan die lui die nog steeds 60 kuub drijfmest uitrijden op een hectare maisland. Met als resultaat: de waterkwaliteit is ondermaats, de derogatie is weg en je collega’s zitten met dure bufferstroken en kalenderlandbouw. We maken het onszelf wel erg moeilijk.
Vooruit naar vroeger
Vroeger hadden veel boeren een gemengd bedrijf. Een stukje land om van te eten. Wat melkvee of schapen voor de mest en de bijproducten. En dan nog kippen en varkens om de restjes te verwerken. Na decennia van specialisatie hebben boeren nu vaak nog maar één hoofdtak. Je bent teler óf je bent veehouder. Het ligt niet voor de hand dat veel boeren terug zullen gaan naar een gemengd bedrijf met de teelt van gewassen en het houden van verschillende diersoorten. Dat hoeft ook niet. We zouden veel meer dan nu op lokale schaal gemengde bedrijven kunnen realiseren.
Boeren werken vaak al samen als het gaat om mest en grond, maar worden enorm geremd door allerlei wet- en regelgeving die specifiek op één sector en één bedrijf is gericht. Als je lokaal samenwerkt met verschillende boeren, dan zou je bijvoorbeeld één mestboekhouding willen aanhouden. Dan kun je voor alle gewassen de optimale mestgift toedienen in plaats van dat je je eigen land geeft wat dan toevallig beschikbaar is. Lokale boerencoöperaties voor mest, voer, grond, gewassen, machines en reststromen zijn wellicht de gemengde bedrijven van de toekomst.
Slimme combinaties
Akkerbouwers zouden veel vaker dan nu de gewassen van veehouders kunnen telen. Vergeet daarbij niet dat gras ook een teelt is – het grootste gewas van ons land en de belangrijkste eiwitteelt. Alle pendelstrooiers worden verkocht aan het buitenland en grasland wordt voortaan op moderne wijze bemest. Met betere kwaliteit gras hoeven veehouders minder voer aan te kopen. Stro hoeven ze niet meer te kopen maar krijgen ze te leen van akkerbouwers. Graag met mest erbij op een later moment weer terugbrengen.
In de akkerbouw kennen we inmiddels het akkervarken als duurzame bestrijder van aardappelopslag in het veld. Je kunt ook schapen laten grazen op land waar graszaad wordt geteeld, wat een positief effect heeft op de zogeheten uitstoeling. Op akkers met wintertarwe zou dat ook moeten kunnen. We kenden al de kippen in de kas tegen het onkruid en er zijn vast nog meer slimme combinaties van gewassen en dieren denkbaar. Het mooie is dat akkerbouwers gewoon kunnen blijven telen, terwijl veehouders dit specialistische werk kunnen uitvoeren.
Betrek burgers en consumenten
We zouden ook de burger en de consument meer kunnen betrekken. De Nederlandse consument zou bijvoorbeeld voortaan koolzaadolie in plaats van olijfolie kunnen kopen. Dat kost en werkt hetzelfde. Dan kunnen Nederlandse akkerbouwers voortaan meer verdienen aan de teelt van koolzaad. Dat is een mooie teelt voor het landschap en de biodiversiteit. Als reststroom blijven er dan eiwitrijke koolzaadkoeken over voor Nederlandse veehouders. Zij hoeven dan weer minder soja te laten importeren. Probleem opgelost.
Als burgers alleen nog netjes alleen GFT-afval in hun groene bak mikken, dan krijgen boeren ook weer schone compost. Een betere kringloop begint immers bij jezelf. Als diezelfde brave burgers geen blikjes en plastic meer in de berm gooien, dan kunnen alle bermen voortaan worden gemaaid in plaats van geklepeld. Dat is veel beter voor de biodiversiteit en de boer kan het (schone!) maaisel goed gebruiken. Dat scheelt weer stikstofbemesting. Hoppa, weer een kringloop verder gesloten.
Overheid of onderheid?
U merkt het waarschijnlijk zelf ook: als je even de knop op positief denken zet, dan bedenk je zo nog een paar kansen. Wat zou het toch mooi zijn als er een soort landelijke regie zou zijn op het verwezenlijken van dit soort kansen. Een club met energie en doorzettingsmacht. Een partij die boeren, burgers en consumenten verbindt. Een organisatie met een visie op landbouw, op voedsel en op kringlopen. Met kennis en creativiteit. En met maatschappelijke en politieke steun. Zullen we die eens gaan zoeken met elkaar? En als we die niet kunnen vinden, zullen we er dan maar zelf invulling aan gaan geven?
Tekst: André Hoogendijk
André Hoogendijk is directeur van BO Akkerbouw. Hiervoor was hij werkzaam bij de KAVB. André is opgeleid als historicus en als landbouwkundige.
Beeld: Ruth van Schriek