Veerkracht bodemmicroleven kan uitgroeien tot indicator bodemgezondheid
Joos onderzocht de samenstelling van het bodemleven met chemische en genetische indicatoren en koppelde die gegevens aan een stresstest onder gecontroleerde omstandigheden. Wetenschappers zoeken naar biologische parameters om de bodemgezondheid vlot, precies en betrouwbaar te meten. Volgens Joos en haar promotoren uit Gent brengt dit promotieonderzoek een bruikbare indicator voor bodemgezondheid dichterbij.
Het bijzondere aan dit onderzoek is dat er zeer intensief gemeten is. Joos nam iedere vijf weken monsters op bodems waarvan het verleden bekend was. Ze stak de monsters op verschillende dieptes en gebruikte controleveldjes zonder behandelingen. Ze bepaalde de biomassa van het bodemleven met twee chemische methodes: de PLFA-methode, die dat op basis van vetzuren doet, en de HWC-methode, die dat met de biomassa op basis van koolstof in het bodemleven doet. Voor de bepaling van de samenstelling van het microbioom gebruikte ze DNA- en RNA-sequensingmethodes.
Stress
De bepaling van de veerkracht van het bodemleven deed Joos door onder laboratoriumomstandigheden bodemmonsters bloot te stellen aan droogte, extreem vochtige omstandigheden en een dosis chitine. Chitine is een inerte organische stof uit het scelet van insecten of kreeftachtigen. Uitgaande van de gedachte dat een gezond microleven minder heftig reageert op stress, constateert Joos dat de veerkracht van het bodemleven bij korte stress een indicator is voor bodemgezondheid. Bodems die een stabieler microbioom hebben, kunnen als gezonder getypeerd worden. Daarmee brengt haar onderzoek bodemgezondheidsindicatoren dichterbij, al is daar nog meer praktisch onderzoek voor nodig. Joos’ onderzoek beperkt zich nog maar tot twee bodems en het toont ook aan dat er grote variaties zijn tussen plekken. Daarnaast is de diepte van bemonstering van grote invloed op de bepalingen. De bovenlaag van de bodem kent sterkere schommelingen door het seizoen in bodemlevensamenstelling.
Opmerkelijk is dat Joos effecten vindt in haar onderzoek van behandelingen van jaren terug. Ze meldt dat op de grond waar tien jaar geleden biochar, stabiel koolstof, gebruikt werd een stabieler microbioom te vinden is dan op de grond waar jaarlijks compost toegediend wordt. Overigens zijn schommelingen over het seizoen relatief groot in zowel de grond met compost als die met biochar.
Lees meer op de site van onderzoeksinstituut ILVO
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes