Groenbemester heeft grote invloed op bodemleven
Het microbioom in de bodem is het totale microbiële bodemleven. Precieze genetische analyses vertellen wat de samenstelling is. In de afgelopen jaren keken onderzoekers van Wageningen Universiteit en Research naar de veranderingen in de ‘vingerafdruk’ van het microbioom als er verschillende groenbemesters gezaaid worden. In samenwerking met Leendert Molendijk en Johnny Visser van WUR Open Teelten werden veldproeven aangelegd en geanalyseerd. Hans Helder en de Italiaanse promovenda Sara Cazzaniga concluderen daaruit dat groenbemesters bij kunnen dragen aan een divers en weerbaar bodemleven.
Helder: „Zaaien van een groenbemester maakt enorm veel uit voor het bodemmicrobioom. Het is opmerkelijk hoe groot de verschillen zijn na het zaaien van verschillende soorten groenbemesters en zelfs per ras, dus per genotype. Er valt dus ook wat te veredelen, want de ene bladrammenas heeft een ander effect dan de andere.”
Duureffect
Afgezien van metingen vlak na de teelt van de groenbemester, keken de onderzoekers ook naar het effect op termijn. Daarbij bleek dat er nog steeds verschillen in de samenstelling van het bodemleven zijn in de lente, als de groenbemester al voor de winter ingewerkt is. „Zelfs bij de oogst van de aardappelen in het seizoen na de groenbemesterteelt is het effect nog te vinden.”
Voor een gunstig effect op de volgteelt zou het ideaal zijn als de groenbemester de natuurlijke vijanden van ziekten en plagen sterker maakt of de plagen direct verzwakt. Helder zegt dat dit deels bekend is, maar dat er buiten de bekende pathogenen en groeibevorderende bodemorganismen nog veel onbekend leven in dat microbioom zit. Daar willen de onderzoekers nog meer van leren, zodat er nog meer voordeel voor de landbouw uit te behalen is.
Chitwoodi
Om meer over een plaag in de landbouw te kunnen leren keken de onderzoekers naar de antagonisten van het probleemaaltje Meloidogyne chitwoodi. „Daarbij gebruikten we een gewoon aardappelveld waar dat aaltje voorkomt en we keken naar 30 tot 40 antagonisten. Die bleken na de teelt van een groenbemester allemaal aanwezig en ook actief. In de aantallen aaltjes zie je niet dat verschil. Dat komt omdat die antagonisten pas de aaltjes gaan ‘opeten’ als er voedseltekort is. Ze slapen dus niet, maar ze leven van dood organisch materiaal, bij voldoende aanbod daarvan.”
Het is dus de kunst de balans aan voeding in de grond zo te krijgen dat antagonisten over gaan op de aanpak van de plaag. Helder zegt dat daarvoor minder stikstof en fosfaat in de bodem bijdragen aan de activiteit. „Voor het vinden van die balans willen we meer onderzoek doen. Is het al genoeg om een beetje lager in stikstof en fosfaat te zitten? Gaan ze dan doen wat je zou willen?”
De teler heeft invloed op de samenstelling van het bodemleven. „Daarom is het zo belangrijk dat een akkerbouwer geïnformeerd de groenbemester gaat zaaien. Je wilt dat je met die keuze niet de brug van een ziekte naar het volgende seizoen legt. Zaai je bijvoorbeeld Japanse haver op een perceel met Chitwoodi, dan kan dat aaltje sterk vermeerderen. Kies dan liever een resistente bladrammenas. Heb je geen Chitwoodi, dan is er weinig aan de hand als je Japanse haver kiest.”
Weten
Door op de hoogte te zijn van de aaltjes op percelen, kan je als teler weten welke soorten je het beste zaait. Bemonsteren en het ziekteniveau daarmee vaststellen draagt volgens Helder bij aan verantwoorde keuzes. Hij raadt aan de soorten waarop plantparasitaire aaltjes vermeerderen te vermijden als je die aaltjes in monsters aantreft.
De Groenbemesterdag van 22 september is volgens de onderzoeker een goed moment voor telers om hun kennis over groenbemesters, bodemgezondheid en teelt op peil te houden. „We weten nog zeker niet alles, maar dankzij het onderzoek zijn concrete stappen gezet op het gebied van groenbemesters. Ook op het bodem-microbiële leven heeft het zaaien van groenbemesters een groot effect.”
Voor opgave als bezoeker aan de Groenbemesterdag op 22 september hier klikken
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes