Rabobank: ‘Akkerbouwers moeten zich omvormen tot zoetwatermanagers’
Volgens KNMI-klimaatscenario's neemt het maximale neerslagtekort in het groeiseizoen naar verwachting toe van gemiddeld ongeveer 160 mm per jaar in de afgelopen drie decennia naar 181 tot 216 mm in 2050. Historische data laten zien dat een periode van droogte voor een gemiddeld akkerbouwbedrijf ook positief kan uitpakken. Het positieve prijseffect compenseert in sommige gevallen namelijk het negatieve volume-effect.
Diversiteit tussen bedrijven
De verschillen tussen de bedrijven kunnen echter groot uitvallen. Dit door de diversiteit tussen bedrijven (bouwplan, grondsoort en beschikbaarheid zoetwater). Volgens de Rabobank is vooral voor akkerbouwbedrijven op hoge zandgronden in Brabant en Limburg en op kleigronden in Zeeland, West-Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden de toenemende droogte zorgelijk. In het bijzonder Zeeland is kwetsbaar door de combinatie van droogte- en verziltingsgevoeligheid. Zeekleigebieden in Midden- en Noord-Nederland zijn minder droogtegevoelig.
Akkerbouwers zoeken in de toekomst nog meer naar de juiste balans tussen bodemeigenschappen, irrigatiemogelijkheden en het bouwplan. In alle gevallen is het volgens de Rabobank zinvol om maximaal water vast te houden. Bijvoorbeeld door het stimuleren van een goede bodemstructuur of het gebruik van stuwen. Daarnaast is het verstandig om als akkerbouwer na te denken over situaties waarin er minder zoetwater beschikbaar is. Hoe ziet het bouwplan er dan uit en welke irrigatietechniek is het meest passend
Lage opbrengsten hoge prijzen
Droge jaren zorgen veel voor hogere prijzen. Vooral in 2018 en 2022 zien we dit patroon. Bij de zaai-ui is dit het opvallendst. De drie jaren met de hoogste prijzen vallen een op een samen met de jaren met de hoogste neerslagtekorten. De gemiddelde prijs van uien in de drie droogste jaren is 25 euro per 100 kilogram, met andere woorden ruim 50 procent boven het tienjaarsgemiddelde van 16 euro per 100 kilogram.
De akkerbouw is een van de sectoren die veel gebruik maakt van beregening. In 2018, 2019 en 2020 beregende ongeveer de helft van de Nederlandse akkerbouwers. Voor beregening gebruiken agrarische ondernemers zoetwater uit oppervlakte- en grondwater. De Rabobank verwacht dat de beschikbaarheid van zoetwater in de toekomst verder onder druk komt te staan.
Zuidwestelijk kleigebied
Akkerbouwbedrijven in het zuidwestelijk kleigebied staan voor de grootste opgave als het aankomt op het omgaan met droogte. Dit komt volgens de Rabobank vooral omdat Zeeland relatief kwetsbaar is door de risico’s op verzilting. West-Brabant en de Zuid-Hollandse eilanden zijn minder kwetsbaar.
De hogere zandgronden in Brabant, Limburg en de Veenkoloniën (Drenthe en Groningen) zijn gevoelig voor droogte. Dit omdat daar de grondwaterstanden diep zijn en akkerbouwers er niet zomaar vanuit kunnen gaan dat er wateraanvoer is vanuit grote rivieren of het IJsselmeer. Zeekleigebieden in Midden- en Noord-Nederland zijn het minst droogtegevoelig. De zoetwaterbeschikbaarheid is er in de regel op orde. Klei houdt namelijk relatief veel water vast (in vergelijking met zand), en omdat deze gebieden laaggelegen zijn, kunnen ze ook vanuit die optiek gemakkelijker water vasthouden. Er zijn verziltingsvraagstukken in deze regio’s, maar deze spelen een minder grote rol dan in Zeeland
Zaai-uien
Uit analyses door de bank bleek dat vooral zaai-uien in Zeeland gevoelig zijn voor droogte. Volumeopbrengsten van zaai-uien liggen in Zeeland in droge jaren structureel lager dan in andere provincies. De droogteproblematiek lijkt nu al regionaal tot structureel lage volume-opbrengsten te leiden. Een gevolg is dat in Zeeland het zaai-uienareaal tussen 2017-2022 bijna is gehalveerd. De bank trekt hieruit de conclusie dat Zeeuwse akkerbouwers eieren voor hun geld kiezen wat betreft uienteelt, en overstappen op een ander gewas.
Beregenen
Momenteel is nog voldoende zoetwater beschikbaar. Daardoor is het voor veel bedrijven goed haalbaar om uien of consumptieaardappelen met een haspel te beregenen. Stel dat er in de toekomst minder zoetwater beschikbaar is (bijvoorbeeld door beleid van de overheid of het waterschap over het onttrekken van grondwater), dan moeten akkerbouwers mogelijk overstappen op druppelirrigatie.
Dit is een fors duurdere techniek. De stelt zich daarom de vraag of het voor akkerbouwers nog haalbaar is om een hoogsalderend, maar droogtegevoelig gewas, zoals uien, te telen. Akkerbouwers zullen zich steeds vaker moeten afvragen hoe de toekomstige beschikbaarheid van water is en welk bouwplan en welke irrigatietechniek daar dan het beste bij passen.
Akkerbouwer als zoetwatermanager
Op basis van haar onderzoek trek de Rabobank de conclusie dat verstandig zoetwatermanagement een must is voor een succesvol akkerbouwbedrijf. Naast inzet op water vasthouden zal een ondernemer in de toekomst ook meer afgewogen keuzes maken over het bouwplan en de inzet van irrigatietechnieken. Dit maakt de akkerbouwer van de toekomst een zoetwatermanager.