Biologisch aardappelteler: Je moet met de knol meedenken
140 hectare grond
Tien jaar geleden hadden ze nog niet durven hopen dat ze nu met z'n vieren 140 hectare grond zouden bewerken. Net als veel andere bedrijven in de Noordoostpolder verkeerden ze in de gevarenzone met een traditioneel akkerbouwbedrijf. Een investering in de ijsbergslateelt bracht daar ook geen verandering in. In 2001 schakelden ze om naar biologisch telen; deze keuze pakte goed uit.
Alleen akkerbouw
Poppe koos er bewust voor om zich puur op akkerbouwgewassen te richten. Hij wilde vooral niet teveel nieuwe gewassen met veel handwerk. Poppe: 'Strak en simpel. Als biologische boer heb je al genoeg aan je fiets hangen. Het is een hele klus om de gewassen onkruidvrij te houden.' Wat dat betreft past de aardappelteelt hem goed, omdat dit gewas prima mechanisch onkruidvrij is te houden.
Besmetting signaleren
Tot de omschakeling in 2001 teelde Poppe uitsluitend consumptie-aardappelen. Hij besloot de teelt te verruilen voor pootaardappelen, omdat hij daar meer mogelijkheden in zag. 'De belangrijkste reden is, dat de phytophthora-schimmel er geen rekening mee houdt of je bio bent of niet. Negen van de tien keer zul je het gewas vroeger moeten doodmaken dan je eigenlijk wilt, omdat er phytophthora in komt. Bij pootgoed kun je nog wat met kleine en enigszins onrijpe knollen. Als consumptie-aardappel zijn die waardeloos. Omdat je selecteert, heb je bovendien een extra mogelijkheid om besmettingen vanuit de moederknol tijdig te signaleren.' Ook speelde mee dat de Poppes al waren ingericht op sorteerwerk, omdat ze uien voorverpakt afzetten.
Phytophthora blijft grootste risico
Ondanks de betere uitgangspositie voor het beheersen van phytophthora, blijft de schimmelziekte het grootste risico in de teelt van de biologische aardappelen. De vroege uitbraak in het jaar 2007 dwong Poppe om zijn gewas al op 13 juni dood te branden. Hij moest in dat jaar genoegen nemen met een opbrengst van slechts 17 ton per hectare, tegen zo'n 30 ton normaal.
Nauwelijks rhizoctonia
Als je aan de achterkant van de teelt tijd verliest, dan moet je het aan de voorkant goedmaken. Met dat idee in het achterhoofd hecht Poppe grote waarde aan het vervroegen van zijn gewas. Hij kiemt alle aardappelen voor. De vlotte start draagt volgens hem ook bij aan het onder de duim houden van rhizoctonia. Hij heeft nauwelijks last van de bodemschimmel, zelfs niet wanneer de aardappelen in de zomer nog even wat langer in de grond blijven zitten.
Toch is het vlot weggroeien van het gewas maar een deel van de verklaring, denkt Poppe. 'De ruime vruchtwisseling van één op zes is al een goede basis. Verder telen we alleen hoge klasses en kopen we bijna nooit pootgoed aan. Waarschijnlijk heeft zich de juiste populatie antagonisten in de bodem weten op te bouwen, waardoor de zaak in evenwicht is. In ieder geval is het zo dat als we vreemd pootgoed gebruiken, we bijna altijd rhizoctonia vinden.'
Poters goed wakker maken
Het pootgoed wordt voorgekiemd in Joppe-zakken. Sinds de omschakeling naar biologisch telen heeft Poppe stapsgewijs geïnvesteerd in de uitbreiding van het voorkiemsysteem. Een deel van de rekken bestaat uit de vereenvoudigde uitvoering, waarbij het frame niet op ijzeren poten, maar op een kuubskist rust. Dit is goedkoper, maar heeft wel als nadeel dat de middelste zakken in de kist hangen. Hierdoor krijgen ze iets minder licht.
In de regel gaan de poters begin maart in de zakken. Daarvoor geeft Poppe ze een warmtestoot; door ze een aantal dagen bij 20 graden weg te zetten. Zo worden de knollen goed wakker en hebben ze weinig te lijden van het in zakken draaien. Eenmaal in de zak wordt het pootgoed buiten op het erf gezet. Daar harden de knollen goed af en vormen ze een korte, stevige kiem. Bij vorst worden de kiemrekken tijdelijk weer naar binnen gereden. Om de voorgekiemde aardappelen zoveel mogelijk te ontzien, worden ze met een snarenbedpootmachine gepoot.
Eerste- en tweedejaars anders
Bij de eerste- en tweedejaars stammen gaat het voorkiemen net even anders. De kleinste partijtjes worden in kiembakjes bewaard en van daaruit gepoot. De grotere stammen worden bij de oogst van het land geraapt en daar meteen in de kiemzakken gedaan. Hierdoor kunnen ze lekker luchtig worden opgeslagen. Poppe: 'Door ze meteen in zakken weg te zetten, hoeven de knollen over geen enkele machine heen. Zelfs niet over een transportbandje. Ze kunnen zo weer in de pootmachine. Op die manier lopen we geen enkel risico op versmering van ziekten, zoals erwinia.'
De laatste jaren zijn er bij de familie Poppe geen partijen afgekeurd op bacterieziek, ook niet bij afnemers. Dat willen ze graag zo houden.
Vroeg sorteren
Een vroeg gewas betekent in de regel ook een vroege oogst. Vaak staan de aardappelen al in juli onder dak. Dit heeft de familie Poppe op een opmerkelijk idee gebracht. Zij sorteren de aardappelen al in de zomermaanden, rond eind augustus/begin september. Dat heeft meerdere voordelen. Vaak zijn er nog scholieren op het bedrijf die zich tot die tijd vooral hebben bezig gehouden met onkruid wieden. De extra handen kunnen zo goed worden benut. De belangrijkste reden is dat vroeg sorteren beter is voor de kwaliteit van de aardappelen.
Poppe: 'De aardappelen zijn nog volledig in rust en mooi op temperatuur. Zodra we ze hebben gesorteerd, koelen we ze langzaam terug en hoeven we ze niet meer op te warmen tot het moment van afleveren. Hierdoor blijven ze goed in rust. Ook bij Agrico zijn ze blij met onze manier van werken. Ze weten in een vroeg stadium al precies wat wij op voorraad hebben. Het kost relatief weinig tijd om een partij verzendklaar te maken. Even nalezen en klaar.'
Agria's de buurt in
De Agria's voor eigen vermeerdering gaan na het sorteren naar een teler in de buurt. Die bewaart ze bij 7 graden in een ruimte waar Talent wordt gebruikt. Hierdoor ontwikkelen zich meer ogen en zijn de knollen bij het poten al meer 'versleten', waardoor ook de Agria's zich optimaal kunnen ontwikkelen. Zo wordt aan alle kanten zo goed mogelijk 'met de knol meegedacht'.
Het enige waar Poppe geen grip op heeft, is de afrijping in het veld. Bij aantasting door phytophthora zal hij het gewas moeten afslachten om te voorkomen dat de knollen worden besmet. Poppe: 'Dat doet zeer, maar we weten dat het moet. Voor onszelf en voor de buren. Als je daar niet tegen kunt, moet je geen bioteler worden.'
Bedrijfsgegevens
Andries Poppe heeft met zijn zoons Joos en Marien een biologisch akkerbouwbedrijf in Nagele (Fl.). Op 140 hectare zware zavel telen zij pootaardappelen, uien, B-peen, witlofwortelen, zomertarwe en suikerbieten. De pootaardappelteelt bestaat uit de rassen Agria, Ditta en Toluca uit het Bioselect-programma van Agrico. De familie Poppe teelt alleen hoge klassen. Nieuwe stammen vermeerderen ze gemiddeld een jaar of zes. De Agria's voor eigen vermeerdering laten ze door een collega opslaan, die ze behandelt met Talent. Ook werken zij op het gebied van de mechanisatie samen met biologische en gangbare collega's. Het bedrijf is sinds 2001 biologisch.