Strijd om geschikte grond voor pootgoedteelt
Grenzen aan de groei
Er zijn echter grenzen. De afzetmarkt voor Nederlands pootgoed heeft een omvang van tussen de 630.000 en 710.000 ton per jaar. Dit laatste volume werd in 2003 gerealiseerd. Dus nam het areaal in 2004 toe. Dat had dramatische gevolgen voor de uitbetalingsprijzen. De pootgoedprijzen lagen al niet hoog en bovendien meldde zich in dat jaar geen afnemer voor een kwart van het beschikbare gecertificeerde pootgoed. De uitbetaling aan de Nederlandse telers is het resultaat van de financiële opbrengst van het verkochte pootgoed in combinatie met het deel van de productie dat daadwerkelijk als pootgoed wordt verkocht.
Areaal van 40.000 hectare te groot
Conclusie van de sector was dat een areaal van 40.000 hectare te groot is. Het werd geforceerd omlaag gebracht.
In 2006 herstelden de prijzen zich en ook dit jaar lijkt de situatie gunstig. Het aanbod van pootgoed was in deze jaren beperkt. Natuurlijk is dat niet de enige oorzaak van het prijsherstel. Het prijsniveau van consumptieaardappelen bijvoorbeeld speelt ook een rol doordat het invloed heeft op de prijs die wordt gerealiseerd voor het pootgoed dat niet als pootgoed wordt afgezet. Feit blijft dat bij een kleiner volume goedgekeurd pootgoed een groter deel van de oogst daadwerkelijk als pootaardappelen wordt afgezet en dat dit een belangrijke factor is in de uiteindelijke uitbetaling aan de telers.
Tegenbeweging
Hoewel de hele sector het erover eens was dat het areaal omlaag moest, lijkt het of er op dit moment een tegenbeweging is. Elk pootaardappelhandelshuis is op zoek naar nieuwe telers, werd duidelijk bij de rassenpresentaties in november. Dat kan zijn ingegeven door een toenemende concurrentie tussen handelshuizen. Als een bedrijf niet kan groeien doordat het afzetvolume aan het plafond zit, dan kan het de ambitie hebben om het eigen aandeel in dat totale volume te vergroten. Handelsmaatschappij Van Rijn en plantenveredelaar KWS hebben aangekondigd dat ze hun krachten in pootgoed bundelen om een leidende positie in pootgoed te krijgen.
Mogelijkheden voor groei in afzet
De werving van nieuwe telers kan ook wijzen op mogelijkheden voor groei in de afzet van pootaardappelen. Gerard Backx, algemeen directeur van HZPC, is positief over de mogelijkheden op de afzetmarkt. 'Een lichte groei moet kunnen, maar de markt zal in elk geval stabiliseren.' Hij ziet onder meer kansen in nieuwe landen buiten de EU: Afrika, Rusland. 'Die kansen hebben we dan niet te danken aan de groei van het areaal aardappelen in die landen, maar aan de toenemende professionaliteit van de aardappelteelt. In een professionele teelt neemt het belang van het gebruik van kwalitatief goed pootgoed toe.'
Backx is niet bang voor een herhaling van het slechte pootgoedjaar 2004. 'Het areaal was toen toegenomen tot 40.000 hectare omdat telers geen alternatief hadden, gezien de saldo's van de overige gewassen. Zelfs bij niet al te hoge pootgoedprijzen maakten de telers snel de keuze om de pootgoedteelt uit te breiden. De groei vond ook plaats op gronden waarop je eigenlijk geen pootgoed zou moeten telen, gezien de productkwaliteit die het oplevert. Sinds 2004 is de aandacht voor kwaliteit sterk verbeterd.'
Bij een pootgoedareaal van 36.000 hectare ontstaat volgens Backx een mooi evenwicht in vraag en aanbod. 'Mits de afkeuringen afnemen tot normale proporties. Het hoge percentage afkeuringen is dit jaar namelijk onze beperking.'
Grondclaims
Het is echter de vraag of de Nederlandse pootgoedsector jaarlijks 36.000 hectare goede pootgoedgrond tot zijn beschikking heeft. Gezien de prijsontwikkelingen kan de akkerbouwer op de goede pootgoedpercelen ook met andere gewassen positieve saldo's realiseren. En ook ontwikkelingen buiten de landbouw spelen een rol in de beschikbaarheid van grond.
Jan van Hoogen, commercieel directeur van Agrico, ziet met lede ogen aan hoe verschillende projecten - in uiteenlopende stadia van uitvoering - de Nederlandse akkers claimen. 'Het kost hónderden hectares vaak goede pootaardappelgrond.'
Enkele voorbeelden zijn Agriport A7 en het Wieringerrandmeer in de Wieringermeer, de inplanning van kassen in Eemshaven, de corridor Emmeloord-Kuinderbos in de Noordoostpolder en OostvaardersWold in Zuidelijk Flevoland. 'En rond Moerkapelle zat een klein gebiedje waar prima pootgoed vandaan kwam, maar waarvan bijna niets over is na de aanleg van de hogesnelheidslijn, snelwegen en bouwterreinen voor Zoetermeer.'
Ziektedruk speelt ook een rol
Naast grondclaims gaat ook de ziektedruk een rol spelen in de beschikbaarheid van de grond. De grootste bedreigingen zijn twee quarantaineorganismen, het aardappelcysteaaltje en het maïswortelknobbelaaltje, Meloidogyne chitwoodi. Uitgangsmateriaal moet vrij zijn van deze organismen. Nederland is vrij van M. chitwoodi en M. fallax, totdat in een gemeente twee of meer vondsten worden gedaan. Die gemeente is dan aangewezen gebied. De NAK moet een monster van het pootgoed onderzoeken, de Plantenziektenkundige Dienst (PD) houdt verscherpt toezicht op het overige uitgangsmateriaal uit deze gemeente. Bij een incidentele vondst van M. chitwoodi geldt dat de productie-eenheid - vaak beperkt tot de kavel - tot en met drie jaar na de vondst is aangewezen. De regeling rond de aangewezen gebieden verandert op 1 juni 2008. Dan wordt een gebied met een straal van een kilometer aangewezen.
Klein risico voor afkeuren
Tot nu toe is het afkeurrisico in Nederland klein. De NAK en de PD hebben in 2003 niets gevonden in pootgoed, in 2004 vijf besmettingen, in 2005 weer niets en in 2006 vier besmettingen. In dezelfde vier jaren vond de PD in consumptieaardappelen respectievelijk elf, acht, zeven en zes besmettingen. 'Maar de verspreiding van chitwoodi gaat door en aaltjespopulaties bouwen op', zegt Frans Janssen van de PD.
De kans op het vinden van aaltjes is bovendien groter doordat de onderzoeksmethoden steeds gevoeliger zijn. De toetsen geven bij steeds kleinere aantallen aaltjes een positief resultaat. Buiten Nederland komt M. chitwoodi nauwelijks voor. Bekend is dat er besmettingen zitten in Duitsland, tegen de Nederlandse grens, in Zwitserland en in Portugal.
Venijn onderschat
Voor aardappelmoeheid gaat per 1 juli 2010 een nieuwe bestrijdingsrichtlijn in. Een van de kernpunten van deze nieuwe richtlijn is het plan om de omvang van het grondmonster voor de officiële bemonstering, nodig voor de AM-vrijverklaring, van 600 milliliter per hectare naar 1.500 milliliter per hectare gaat. Verlaging van de monsteromvang naar 400 milliliter per hectare is mogelijk, maar dan mag de afgelopen zes jaar geen waardplant op het perceel zijn geteeld of bij de laatste twee onderzoeken mogen geen levende cysten zijn gevonden. Verder wordt gesproken over een bredere bufferzone dan 6 meter bij een gevonden besmetting. 'Het venijn van de grotere monsters moet niet worden onderschat', zegt Janssen. 'Het recht op 400 milliliter moet worden aangetoond. In de praktijk zal de monstergrootte toch vaak op 1.500 milliliter uitkomen.'
Effecten versterken elkaar
Janssen wijst er ook op dat de effecten van de aanscherpingen elkaar versterken. 'Bij intensievere grondonderzoeken is de kans groter dat een besmetting wordt aangetoond. Vervolgens wordt een groter oppervlak besmet verklaard. Herbemonstering in het jaar na besmetverklaring vervalt. De eerste mogelijkheid voor bemonstering is drie jaar na besmetverklaring mits een bestrijdingsmaatregel is uitgevoerd. Zonder bestrijdingsmaatregel is bemonstering pas na zes jaar.'
Hoe de invulling van de nieuwe richtlijn precies is, daarover is nog geen duidelijkheid. De bedoeling is dat deze maand besluitvorming plaatsvindt op hoofdlijnen, in mei op details.
Bacterieziek
Ook ziekten en plagen in de pootgoedteelt kunnen leiden tot een verlaging van het areaal. Bacterieziek heeft ook dit jaar geleid tot veel afkeuringen. Afnemers uit landen in Noord-Afrika, Jordanië en Israël hebben al eens geklaagd over bacterieziek. Voor de exportpositie is het een bedreiging. Nederland is niet het enige land met bacterieproblemen. Ook Schots pootgoed stond om bacterieziekten een tijdlang in slecht daglicht. 'Het is een van de redenen dat het areaal in Schotland is gedaald', zegt Van Hoogen. 'Het probleem leek aardig onder controle, maar vorig jaar was het weer mis. Frankrijk heeft ook problemen.'
Backx erkent dat bacterieziekten op dit moment een bedreiging zijn voor de Nederlandse teelt. 'Maar dat geldt voor alle ziekten en plagen. We hebben altijd ziekten en plagen gehad en die zullen er altijd blijven. Eerst bruinrot, nu Erwinia's. Ik ben daar optimistisch over. We komen er overheen. De vraag is alleen op welke termijn.'
Minder optimistisch
Van Hoogen is minder optimistisch. Hij pleit voor het verminderen van het aantal pootgoedgeneraties, maar voelt zich met dat standpunt een roepende in de woestijn. 'We hebben tien generaties, Frankrijk heeft er zeven en begint volledig met miniknollen. Vastgesteld is dat miniknollen vrij zijn. Als wij hetzelfde doen, zal het aantal problemen met Erwinia afnemen', zegt hij.
Zijn voorstel wordt vaak afgedaan als 'te duur', maar dat argument vindt Van Hoogen niet terecht. 'Kijk eens naar de staatjes van de NAK over de afkeuringen op bacterieziek. Je levert dan 30 ton af als consumptie in plaats van pootgoed. In een duur consumptiejaar valt de schade misschien mee, maar het prijsverschil is al snel 20 cent per kg, dus 6.000 euro per hectare. Dat bedrag maal 2.000 hectare, want daar hebben we het dit jaar over, is 12 miljoen euro. En dan hebben we het nog niet over imagoschade in het buitenland. Dat is het grootste probleem.'
Rond 20 cent
De kostprijs van het Nederlandse pootgoed wordt vaak genoemd als een zwak punt van de sector. Een belangrijk element in die kostprijs is de grondprijs en die is in Nederland niet mals. In de Noordoostpolder gaan percelen van de hand voor 60.000 euro en meer. Er gaan geluiden dat AM-vrije grond is verhuurd voor de pootgoedteelt voor 3.200 euro per hectare. Dat verhoogt de kostprijs van het pootgoed al snel met 10 cent per kg gecertificeerd pootgoed. 'Die hoge grondprijs is deels schaarste, maar deels ook een reflectie van wat de koper op die grond denkt te kunnen verdienen', zegt Backx.
Zorgen over ontwikkeling kostprijs
Het college van telers van HZPC maakt zich zorgen over de kostprijsontwikkeling. Het handelshuis gaf het LEI vervolgens opdracht om de kostprijs te berekenen. Het gemiddelde in Nederland lag in 2005 op 24,6 cent per kg pootgoed, is de conclusie. Daarbij is arbeid en rentekosten op eigen vermogen meegerekend. Zonder kosten voor arbeid en rente ligt de kostprijs rond 20 cent per kg. 'Dat doet niets onder voor de kostprijs in andere landen', zegt Backx. 'Dat komt doordat de kilo-opbrengst in Nederland veel hoger ligt dan in landen als Frankrijk en Duitsland.'
Tekst: Harma Drenth
Beeld: Carolien Tiernego, Ruben Meijerink, Agrio