Gentech-aardappel telen staat in de startblokken
Project DuRPh
We staan op een van de proefvelden van Wageningen UR, aangelegd voor het project DuRPh. DuRPh is een door de overheid gefinancierd onderzoeksprogramma dat moet leiden tot de ontwikkeling van een aardappel met Duurzame Resistentie tegen Phytophthora.
Van 2006 tot en met 2015 stopt de overheid ieder jaar 1 miljoen euro in het project. Daarmee hoopt ze meerdere vliegen in één klap te slaan. Het moet het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen fors terugdringen en de discussie over genetische modificatie vlot trekken. De overheid is namelijk van mening dat genetische modificatie kan bijdragen aan een duurzame landbouw. Ook wil ze voorkomen dat Nederland haar technologische voorsprong verliest en de nieuwste aardappelrassen straks uit - bijvoorbeeld - China komen.
Drie rassen
Tot dusver werken de onderzoekers met twee resistentiegenen die afkomstig zijn uit wilde aardappelsoorten. Ze hebben de genen afzonderlijk en gestapeld ingebouwd in de rassen Première, Désirée en Aveka, een vroeg, een middenlaat en een laat ras. Van nature hebben late rassen een betere resistentie in het loof dan vroege rassen.
Hoge ziektedruk
Door de hoge ziektedruk op het proefveld zullen de verschillen ook bij de andere rassen snel te zien zijn, voorspelt Ronald Hutten, veredelaar bij Wageningen UR. 'In de afgelopen jaren hebben we gezien dat de resistenties hun werk goed doen. We vinden wel een beetje aantasting, maar dat zijn planten die we nog moeten uitselecteren. De variatie die we vinden is in ieder geval kleiner dan bij klassieke veredeling.'
Voordelen
Genetische modificatie biedt volgens hem meerdere voordelen ten opzichte van de klassieke veredeling. Het inkruisen van een resistentie-gen op de klassieke manier duurt minimaal 30 jaar, omdat er allerlei ongewenste genen meeliften. Met genetische modificatie is de resistentie rechtstreeks in te bouwen in een bestaand ras, met behoud van alle gunstige eigenschappen. De techniek biedt de mogelijkheid om resistentiegenen te stapelen, waardoor de resistentie minder gauw doorbroken wordt.
Meer genen
Volgens Hutten is het technisch mogelijk om binnen enkele jaren pootgoed beschikbaar te hebben van de resistente rassen. Van inzet in de praktijk is voorlopig geen sprake. Voor een echt duurzame resistentie zijn meer genen nodig.
Ook zijn de onderzoekers nog aan het uitvinden hoe ze de resistente rassen het best kunnen inzetten. De rassen moeten afgestemd worden op de phytophthoravarianten in een teeltgebied en zullen afgewisseld moeten worden met andere rassen om het de aardappelziekte zo moeilijk mogelijk te maken.
Toelating en patenten grootste hobbels
De grootste hobbels zijn niet van technische aard. Die liggen op het gebied van toelating en patenten. Hoe snel de toelating verloopt hangt onder meer af van de vraag hoe de wetgever omgaat met cisgenese. Dat is een techniek die alleen gebruik maakt van 'planteigen' – in dit geval 'aardappeleigen' – genen.
De Wageningse hoogleraar Plantenveredeling, Evert Jacobsen, is een warm pleitbezorger van een uitzonderingspositie voor deze vorm van genetische modificatie, omdat het weinig anders zou zijn dan andere in de plantenveredeling toegestane technieken. Lang niet iedereen is het met hem eens. Ook in eigen huis krijgt hij volop kritiek.
Kwekersrecht en patentrecht
Dan is er nog het kwekersrecht en patentrecht. Veredelaars zijn vrij om bestaande rassen als kruisingsouders te gebruiken. Maar wat als je een ras pakt en er een gen instopt? Hoe registreer je dat en hoe regel je de royalties? Biotechbedrijven willen de genen die zij gebruiken graag patenteren, omdat ze veel geld stoppen in het isoleren en testen ervan. Dat zou betekenen dat andere veredelaars het nieuw ontstane ras niet zonder meer als kruisingsouder mogen gebruiken. Kan dat? Het zijn allemaal nog vragen. Er moeten dan in ieder geval kopers zijn voor de rassen.
Consument huiverig
Handelshuis Agrico houdt zich voorlopig ver van genetische modificatie. Commercieel directeur Jan van Hoogen: 'Voorlopig hebben we er alleen maar last van. Wij moeten onze klanten juist verzekeren dat onze aardappelen vrij zijn van elke vorm van genetische modificatie. Frietfabrieken zijn er doodsbenauwd voor. De consument wil er niet aan, zeker niet als de producten direct op zijn bord komen. Vandaar dat wij ons er bewust niet mee bezig houden.'
Non-food-toepassingen
Zetmeelconcern Avebe richt zich uitsluitend op de non-food-toepassingen. Het bedrijf heeft dit voorjaar een aanvraag ingediend voor zijn amylosevrije aardappel Modena. Dit ras is tot stand gekomen via het inbouwen van soorteigen DNA en maakt alleen het gewenste amylopectinezetmeel aan.
Avebe ziet voor de zetmeelketen grote voordelen in het gebruik van gentechnologie vanwege de lagere kosten en een geringere milieubelasting. Toch is ook voor Avebe de maatschappelijke acceptatie van doorslaggevend belang. Woordvoerder Johan Russchen: 'We weten dat het onderwerp gevoelig ligt, maar we gaan graag de discussie aan.'
Agria van Basf
Basf Plant Science wil komend jaar een aanvraag indienen voor de toelating van het ras Fortuna. Het gaat om een genetisch gemodificeerde Agria die resistent is tegen phytophthora. Basf voert sinds 2005 veldproeven met het ras uit in Duitsland, Zweden, Nederland, Tsjechië en het Verenigd Koninkrijk. Het concern is tevreden over de resultaten. Het bedrijf hoopt de toelating van het transgene ras in 2014 rond te hebben.
Hoe het bedrijf de pootgoedvoorziening wil organiseren, kan het bedrijf nog niet zeggen. Tot nu toe heeft Basf geen goede ervaringen met Europese aanvragen. Het bedrijf diende al in 1996 het dossier in voor zijn amylosevrije aardappel Amflora. Het ras is nog steeds niet toegelaten.
Antibioticaresistente merkergenen
Bij het ontwikkelen van de aardappel is gebruik gemaakt van antibioticaresistente merkergenen. Het gebruik daarvan is omstreden. De Europese voedselautoriteit, EFSA, heeft echter herhaaldelijk verklaard dat de aardappel net zo veilig is voor mensen, dieren en milieu als een conventionele aardappel.
Het lijkt dan ook vooral een politieke kwestie; niet alle lidstaten willen er aan. Basf is nu in een juridische strijd verwikkeld met de Europese Commissie die uiteindelijk over het lot van Amflora beslist. Ondanks de moeizame voortgang blijft biotech een 'focusactiviteit', aldus een woordvoerder. Basf Plant Science heeft de afgelopen tien jaar een miljard euro geïnvesteerd in plantaardige biotechnologie.
Aardappel als chemische fabriek
Wageningse onderzoekers hebben een transgene zetmeelaardappel ontwikkeld, die itaconzuur aanmaakt. Itaconzuur is een hoogwaardige industriële grondstof die onder meer gebruikt wordt bij het maken van kunststoffen, coatings en oplosmiddelen. De aardappel moet een duurzaam alternatief vormen voor aardolie, normaal gesproken de bron van itaconzuur.
De chemische industrie haalt veel van haar grondstoffen uit aardolie en aardolieproducten. Daar kleven nadelen aan. De winning is vaak duur en milieubelastend. Er is een een reeks tussenstappen nodig, voordat de fabrikanten de zuivere componenten in handen hebben. Ook is de olievoorraad eindig. Volgens de Wageningse onderzoekers is het veel duurzamer om de stoffen rechtstreeks uit planten te winnen. Planten zijn een hernieuwbare bron, ze kunnen meer dan 100.000 verschillende stoffen aanmaken. Door de achterliggende mechanismen in de plant te ontrafelen, brengen de onderzoekers de aanmaak van stoffen eerst op gen-niveau in kaart.
Met behulp van moleculaire technieken kunnen zij de plant vervolgens zodanig beïnvloeden dat hij ook andere stoffen kan produceren. Verantwoordelijk onderzoeker Ingrid van der Meer van Plant Research International: 'Zo zou je de suikerbiet andere vormen van suiker kunnen laten maken. Of je gebruikt delen van de plant waar je normaal gesproken niets mee doet. Denk aan afgebroeide bloembollen.'
Extraatje
In de zetmeelaardappelsector zou itaconzuur een extraatje kunnen zijn. De stof is tijdens de gangbare verwerking tot zetmeel, eiwitten en vezels uit het vruchtwater van de knol te winnen. Momenteel bedraagt het wereldwijde gebruik van itaconzuur ongeveer 15.000 ton per jaar. Een hoeveelheid die met het bestaande Nederlandse areaal zetmeelaardappelen opgebracht kan worden.
Toch is het de vraag of we deze toepassing in de toekomst bij Avebe zullen zien. Het gen dat in de aardappel voor de aanmaak van itaconzuur zorgt, is afkomstig uit een schimmel. Voorlopig richt het zetmeelconcern zich op het gebruik van aardappeleigen genen.