‘Soms gaat besmette partij pootgoed de grond in’
Afstudeeropdracht
Vooral in de hogere klassen neemt het aantal afkeuringen en verlagingen toe. Dat was voor Hoogland aanleiding om de virusbestrijding te onderzoeken.
Als afstudeeropdracht aan Van Hall Larenstein in Leeuwarden voerde Bijlsma dit onderzoek uit in de vorm van een enquête. Hij ondervroeg Friese telers van Spunta, klasse S en E. De keuze viel op Spunta omdat het een virusgevoelig ras is met een behoorlijk areaal.
Dat leverde in voorjaar 2009 34 ingevulde vragenlijsten op. Vanwege het beperkt aantal telers zijn de uitkomsten niet statistisch betrouwbaar, zegt Bijlsma. 'De groep ondervraagde telers is daarvoor te klein. Maar de resultaten geven wel een duidelijke indicatie welke maatregelen telers kunnen nemen om de kans op verlagingen of afkeuringen door virus verder te verkleinen. Een goede virusbestrijding is een optelsom van alle mogelijke maatregelen. Voert de teler dat allemaal uit, dan kan hij ver komen.'
Hoogste klassen eerst
Van de 34 ondervraagde telers stemmen zes telers de bestrijdingsstrategie af op het ras, waarbij ze vooral kijken naar de relatieve vatbaarheid van een ras. Een op de vijf telers stemt de bestrijding af op de klasse van het pootgoed. Het grootste deel van de telers maakt bij de virusbestrijding geen onderscheid tussen rassen en klassen. Deze laatste groep heeft meer kans op deklasseringen en/of afkeuringen, blijkt uit de resultaten.
'We adviseren om wel onderscheid te maken in klassen', zegt Bijlsma. 'Een van de belangrijkste factoren van de problemen met virus is dat de kwaliteit van het uitgangsmateriaal te laag is. Hoe beter het uitgangsmateriaal, des te lager de kans op deklasseringen en afkeuringen in de nateelten. Het eigen uitgangsmateriaal maximale aandacht geven is het begin van een gezonde pootgoedteelt.'
Virusdruk laag
In het groeiseizoen heeft Bijlsma bovendien de luizendruk in de regio gemeten. Bayer sponsorde drie vangbakken, die we hebben geplaatst in Pingjum, Sint Jacobiparochie en Ternaard. De gevangen luizen zijn gedetermineerd door de NAK. Op 12 juni werd de eerste groene perzikluis gevonden, in de vangbak in Sint Jacobiparochie. Op 17 juni werd deze luis in alle bakken gevonden. In 2008 was de vectordruk in het gebied 118, in 2009 lag het aan het eind van het seizoen op 14 tot 15. 'De luizendruk was in 2009 dus veel lager dan in het jaar ervoor', zegt Bijlsma. In de eerste maanden was noord tot noordoost de overheersende windrichting en het was overwegend droog.
Besmet pootgoed gebruikt
Die lage luizendruk is terug te vinden in het geringe aantal verlagingen op primair virus in 2009. De verlaging op secundair virus lag in 2009 op gelijke hoogte als het jaar ervoor. De telers hebben dus besmet uitgangsmateriaal uitgeplant. Dat blijkt ook uit de enquête. Eenderde van de telers gebruikt soms besmet pootgoed van het eigen bedrijf. De telers accepteren maximaal 1 procent viruszieke knollen. Van de elf telers die besmet pootgoed gebruiken, liepen negen telers tegen virusproblemen aan; dat is 81 procent. Van de 23 telers die geen besmet pootgoed uitplantten, kregen dertien problemen; dat is 56 procent. De problemen varieerden van extra selectiewerkzaamheden tot deklasseringen en zelfs afkeuringen.
'Het gebruik van besmet pootgoed leidt tot een hoge selectiedruk. Bij 80.000 planten per hectare betekent 1 procent zieke knollen dat in de eerste selectieronde 800 planten moeten worden uitgeselecteerd', rekent Bijlsma voor.
Dat telers besmet eigen materiaal gebruiken, daarvan was Bijlsma wel geschrokken. 'Maar het is ook wel te begrijpen. Van eigen pootgoed weten telers wat erin zit en soms nemen ze de gok. Ze geven als reden dat aangekochte partijen soms ook tegenvallen. De nacontrole is een steekproef; een besmette partij kan er tussendoor glippen. Een van de telers vertelde dat een aangekochte partij klasse S bij de eerste veldkeuring meteen was afgekeurd op virus.'
Olie maakt groot verschil
Een belangrijk verschil zag Bijlsma bij het wel of niet toepassen van minerale olie. Van de ondervraagde telers spoten achttien telers olie op al hun pootgoedpercelen. De helft van deze telers had last van virusproblemen. De overige zestien telers gebruikten geen olie of deden dat alleen op het eigen uitgangsmateriaal of de hogere klassen. Van deze laatste groep had tweederde last van virusproblemen. Olie heeft dus wel degelijk meerwaarde', zegt Bijlsma.
Van de telers die geen olie gebruikten, vond een kwart het niet nodig voor de virusbestrijding. Driekwart gebruikte het niet omdat het nadelige gevolgen heeft voor phytophthora en omdat het de selectie moeilijker maakt. Olie is ook een duur middel, geeft Bijlsma toe. 'Als dat de reden is om geen olie te gebruiken, overweeg dan in elk geval om het eigen uitgangsmateriaal wel te bespuiten. Dan profiteer je er in elk geval ook nog van in de nateelten.'
Ouderdomsresistentie
Voorkiemen scheelt 10 procent virusaantasting, blijkt uit de cijfers van Bijlsma. Het voordeel daarvan is vervroeging van de teelt, zodat de oogst eerder in de maat is en kan worden doodgemaakt voordat de luizen- en virusdruk te hoog is. Ook is het gewas fysiologisch ouder, waardoor de teler profiteert van de ouderdomsresistentie. Telers die voorkiemen, hebben doorgaans een kleiner areaal dan gemiddeld, blijkt uit de cijfers. Maar ook grote telers kiemen voor, weet Bijlsma. 'Ik heb twee grote telers gesproken die deels voorkiemen. De een had bijna 80 hectare, de ander ruim 100.'
Tekst: Harma Drenth
Beeld: Harma Drenth