Yntn-virus volop in consumptieaardappelen
Streng selecteren
De pootaardappeltelers leveren de echte strijd. Door streng te selecteren en bladluizen zo min mogelijk kans te geven het gewas te infecteren lukt het om het besmettingspercentage onder het maximum van 5 te houden. In Nederland is het virus onder controle. Haak: 'In het buitenland is 50 tot 60 procent van het pootgoed besmet.'
Hij vindt het lastig in te schatten welk deel van de Nederlandse consumptieaardappelen is besmet. 'Het moet voorkomen, maar ik heb nog niemand gesproken die de symptomen gezien heeft. Het heeft ook nog niet tot afkeuringen geleid.'
Bladluis boosdoener
Onderzoeker Martin Verbeek van Plant Research International bekijkt de virus- en bladluisontwikkeling. Bladluizen zijn verantwoordelijk voor de verspreiding van het virus. Ook hij redeneert heel nuchter: 'Het Yntn-virus komt voor. Net als Wilga (YnW, red). Sinds enkele jaren hebben we het in ons land. De aardappelrassen zijn veredeld, zodat ze resistent zijn tegen de oude virusstammen. Omdat virussen zich zeer snel aan kunnen passen, ontstaan er nieuwe varianten die de aardappelen wél weer aantasten. In de jaren tachtig zagen we de Ntn-stam in het Oostblok en in de jaren negentig kwam het Wilga-virus voor in Polen. Zowel de ntn- als de wilga-stam zijn 'recombinanten'. De oude PVYo-stam heeft genetisch materiaal uitgewisseld met de n-stam. Een nieuwe stam is het resultaat.' (Zie kader: Stammen).
Moleculaire techiek
Dat we de virussen nu volop zien, heeft niet alleen met de verspreiding te maken. 'We beschikken pas sinds een paar jaar over de moleculaire techniek waarmee we de recombinante virussen kunnen ontdekken.' In 2006 en 2007 heeft het PRI een nacontrole gedaan op proefvelden van de NAK. Verbeek: 'Daaruit is gebleken dat de virussen voorkomen.' De oude stammen verdwijnen. De c-stam en de n-stam zijn nagenoeg verdrongen door de nieuwe stammen. 'Virussen passen zich heel snel aan. Mutatie verloopt razendsnel.'
Nauwelijks symptomen
In Nederland hebben de aardappeltelers relatief weinig last. Consumptieaardappeltelers hoeven zich volgens Verbeek en Haak nog geen zorgen te maken. Verbeek: 'Er zijn in consumptieaardappelen nauwelijks symptomen te zien. Consumptieaardappelen zijn ook gewoon te eten. Als knolnecrose zichtbaar is, zijn de aardappelen onverkoopbaar. De meeste rassen laten niets zien. Dat komt enerzijds door het ras en anderzijds door het virus. De regio speelt ook nog een rol. Niet alle rassen zijn gevoelig en niet alle ntn- virussen veroorzaken kringnecrose. Rassen reageren verschillend. Soms gaat het slechts om verkleuringen in het blad, zoals in Nederland. In andere landen zien we juist wél veel symptomen.'
Hoe die verschillen ontstaan, is volgens Verbeek onduidelijk. 'We weten het gewoon niet. Er is ook nog te weinig onderzoek naar gedaan om dat vast te stellen.'
Het PRI heeft wel uitgezocht of bladluizen een speciale rol in de verspreiding van nieuwe stammen spelen. 'We hebben vooral gekeken of er nieuwe soorten bladluizen zijn, maar dat mag geen naam hebben.' Vorig jaar is uitgezocht of de bekende bladluissoorten de nieuwe stammen beter over dragen. 'We hebben enkele bladluissoorten gevonden, die de nieuwe stammen ntn en Wilga beter verspreiden dan de oude n-stam.'
Stammen Y-virus
Er zijn drie stamgroepen van het Y-virus. Dit virus zorgt voor afgekeurde partijen pootaardappelen en klasseverlagingen. Het Yo is het oudste virus. Dat geeft de duidelijkste symptomen: krinkels en groeiremmingen in het loof, soms met bont. Het Yc-virus geeft weer een ander beeld: stippelstreep (necrotische stipjes) en streepjes op het blad. Vandaar de naam 'stippelstreepvirus'. Het relatief nieuwe Yn-virus laat zwakke symptomen zien: zwak bont, licht mozaïek tot krinkel, eventueel met necrosen in het blad. Bladluizen verspreiden alle stammen van het Y-virus, maar ook bij het afkiemen, snijden en wrijven van knol op knol kan het virus overstappen. Contact tussen bladeren kan weer geen kwaad.
Overbrenging Y-virus
Bladluizen zijn de voornaamste verspreiders van het Y-virus. De luizen prikken de virusdeeltjes uit de buitenste lagen van het blad op en nemen ze mee op de monddelen. Het virus komt niet in de luis zelf terecht. Een enkele luis kan het virus wél onmiddellijk op andere planten overbrengen. Na één of twee prikken in een gezond aardappelblad is de luis het virus al kwijt. Als er meer dan twee uur tussen de prik in besmet blad en een prik in gezond blad zit, kan de luis het virus niet meer afgeven.
Bestrijding van het virus is onmogelijk. Om besmetting te voorkomen, moeten de bladluizen worden bestreden. Selecteren helpt. De infectiedruk is te beperken door viruszieke planten zo vroeg mogelijk weg te halen. De selecteur moet de plant wel meteen in een luisdichte zak stoppen om te voorkomen dat besmette luizen ontsnappen. Wie zeker wil weten of het Y-virus in zijn aardappelen zit, kan monsters naar NAK Agro sturen.
Omdat de symptomen van - met name het Yn-virus - niet of nauwelijks zichtbaar zijn in rassen als Asterix, Berber, Estima, Seresta, Starga en Van Gogh is preventief spuiten tegen bladluis de beste oplossing.
Yntn-virus
Het Yntn-virus veroorzaakt de primaire symptomen. Zoals bij het Yn-virus. En ook, afhankelijk van het ras, symptomen in de knol: oppervlakkige necrotische kringen. Op het eerste gezicht kunnen deze symptomen worden verward met die van kringerigheid. Gebleken is dat het Yntn-virus in staat is rassen aan te tasten, die resistent of in hoge mate resistent zijn tegen het Yn-virus.
De primaire symptomen zijn dezelfde als die van het Yn-virus (zie foto hiernaast).
De secundaire symptomen in het loof lopen uiteen van licht mozaïek tot krinkel, gepaard gaand met necrosen in het blad. Momenteel is deze stam in Nederland het belangrijkste virus. Het blijkt in Europa wijd verbreid te zijn. De hevigheid van symptomen in loof en knol is afhankelijk van het ras en gerelateerd aan de temperatuur. Bij hoge temperaturen komen de symptomen duidelijker naar voren.
Wekelijks olie spuiten
Het Praktijkonderzoek Plant en Omgeving in Lelystad adviseert op basis van onderzoek van het Landbouwcentrum Aardappelen in België om wekelijks minerale olie te gebruiken. Zo is de verspreiding van het Y-virus in te dammen tot een reductie van zo'n 55 procent.
Bij de strijd tegen het virus is het belangrijk te werken met virusvrij pootgoed. Vroeg selecteren is aan te raden en het zou ideaal zijn als er geen belendende percelen zijn met besmette aardappelen of percelen met aardappelopslag. Het loof tijdig vernietigen is een andere aanrader.
Spuit de aardappelen, vanaf opkomst, wekelijks met 7,5 liter minerale olie met een pyrethroïde, per hectare. De pyrethroïde voorkomt dat zich een luizenpopulatie opbouwt in het perceel. Tegen de besmette luizen helpt het niet, want die leven na behandeling nog lang genoeg om het virus af te kunnen geven aan de plant. Er zijn nog geen aanwijzingen dat minerale olie niet zou werken tegen de nieuwe stammen van het Y-virus, zoals de Wilga-stam en het Yntn-virus.
In 2005 werden in april al besmette tulpen gevonden, terwijl in mei pas luizen werden gevangen. Het advies blijft om meteen na opkomst te beginnen met bespuitingen met minerale olie in pootaardappelen. Vooral jonge planten worden gemakkelijk besmet.
Tekst: Hans van der Lee
Beeld: Wageningen UR