Beste zetmeelaardappelteler haalt dubbel saldo
Optimeel, het teeltregistratiesysteem van Avebe, gaat een nieuwe fase in; de registratie wordt opgenomen in Teeltcentraal van Agrovision. Daarmee krijgen de zetmeeltelers een scala aan nieuwe mogelijkheden. Ze kunnen bijvoorbeeld al tijdens het groeiseizoen hun gegevens vergelijken met de van collega-telers.
Optimeel bestaat sinds 1997. Avebe begon het eigen registratiesysteem om de telers te ondersteunen bij het verbeteren van hun rendement om uiteindelijk het voortbestaan van de teelt en de verwerkende industrie te verzekeren. Van de bijna 1.500 Nederlandse zetmeeltelers deden in 2010 250 mee aan Optimeel.
Registratie eerste stap
'Registratie is de eerste stap in de rendementsverbetering', zegt Jans Klok van Avebe. De registratie wordt ondersteund met studiegroepen en demo's. 'Discussie in het veld, dat werkt", zegt Klok.
Zijn collega Geert Jan Smegen vult aan: 'Gemiddeld oogsten de Optimeel-deelnemers 2 tot 2,5 ton aardappelen meer dan niet-deelnemers. Doen ze enkele jaren mee, dan loopt dat opbrengstverschil op naar 3,5 tot 4 ton aardappelen per hectare.' Zowel Klok als Smegen begeleidt zetmeeltelers en zijn sinds het begin van Optimeel betrokken bij het verwerken van de cijfers. Op grond van al het verzamelde cijfermateriaal hebben ze de vier belangrijkste winstpunten benoemd.
Teler is bepalend
Hoe groot de verschillen in rendement zijn, blijkt uit de vergelijking van de saldi van de verschillende telers, zie tabel 1. Het gaat hierbij om de telers van het ras Seresta. 'De telers met het hoogste rendement en die met het laagste rendement, daar zit bijna een saldo tussen', zegt Klok.
Nadere analyse levert interessante gegevens op. 'Een perceel met een laag rendement ligt soms pal naast een perceel met een hoog rendement. De verschillen binnen een dorp zijn groter dan de verschillen tussen de dorpen. Dat was zo in 1997 en dat is nog steeds zo.' Hetzelfde geldt voor rassen. Alle rassen kunnen voldoende opbrengen, maar de teler bepaalt uiteindelijk of die hoge opbrengst wordt gehaald.
De hoogste kilogramopbrengsten ziet Klok vaak op iets minder grote bedrijven met een veenkoloniaal bouwplan. 'De teler kan de aardappelen de volle aandacht geven. De echt grote bedrijven moeten hun aandacht verdelen. Maar door de betere benutting van hun machines bijvoorbeeld halen die grote bedrijven wel een goed saldo.'
Kosten besparen kost geld
Opvallend is dat de telers met de hoogste rendementen nauwelijks hogere teeltkosten hebben. Sterker nog, hun kosten zijn lager dan de gemiddelde kosten. Met 36 euro per hectare extra geven ze slechts 3,5 procent meer uit dan de telers met de laagste saldi. Het zijn de hogere opbrengsten die leiden tot het hogere saldo. 'Zorg eerst voor de kilo's, dan voor de onderwatergewichten', zegt Klok. 'Een opbrengst van 30 ton met een onderwatergewicht van 550 gram haalt het qua saldo niet met een opbrengst van 50 ton met 440 gram onderwatergewicht.'
Kosten besparen levert meestal geen hoger saldo op, onderstreept Smegen. 'Luisbestrijding kost 8 euro per keer. Laat je dat achterwege en komen er luizen, dan kost je dat zomaar 3 tot 4 ton opbrengst; zo'n 150 euro. Knolbehandeling tegen Rhizoctonia kost 40 tot 50 euro, maar levert gemiddeld 125 euro per hectare op.' En een uitgestelde phytophthorabestrijding kost later in het seizoen extra geld, blijkt uit de registratie. Laat beginnen betekent later in het seizoen duurdere, curatieve middelen inzetten.
Saldoverschil blijft
Het hoogste bedrijfssaldo haalt de zetmeelaardappelteler met een veenkoloniaal bouwplan: 1 op 2 aardappelteelt. 'Voor een optimaal saldo per hectare moet hij daarna alles goed doen', zegt Klok. De saldoverschillen zullen blijven, verwacht Smegen. 'We hebben het idee dat de groep telers met het beste rendement nog steeds vooruit willen. Ze zoeken nog steeds naar mogelijkheden om de teelt nog rendabeler te maken.'
Tabel 1 Saldoverschillen Seresta
Saldi van Seresta. Laag is het gemiddelde saldo van de 25 procent telers met het laatste saldo, hoog is het gemiddelde van de 25 procent telers met het hoogste saldo. Gemiddeld is het saldo van alle telers.
Seresta | Laag | Gemiddeld | Hoog |
Opbrengst aardappelen (ton/ha) | 41,2 | 48,9 | 54,9 |
Onderwatergewicht (gr) | 469 | 489 | 491 |
Zetmeelopbrengst (ton/ha) | 9,2 | 11,3 | 12,7 |
Netto opbrengst(€) (A) | 2300 | 2900 | 3300 |
Kosten (€): | |||
- Rhizoctoniabestrijding | 12 | 43 | 31 |
- Onkruidbestrijding | 56 | 47 | 50 |
- Alternariabestrijding | 9 | 17 | 17 |
- Luizenbestrijding | 10 | 9 | 12 |
Totale teeltkosten (€) (B) | 1026 | 1088 | 1062 |
Saldo (A-B) | 1248 | 1845 | 2238 |
Vier belangrijkste winstpunten voor verbetering rendement
Winstpunt 1: Goede kwaliteit pootaardappelen
Het gebruikte uitgangsmateriaal is in de zetmeelteelt in de afgelopen jaren flink verbeterd. Steeds meer telers zetten hun pootaardappelen in de mechanische koeling. Het pootgoed ziet er in het voorjaar beter uit. Nu moet de interne kwaliteit nog verbeteren. Met name virus is een probleem. Vanaf 2003 is het percentage van de partijen met meer dan 10 procent virus fors gestegen.
Driekwart van de telers vermeerdert hun aangekochte pootaardappelen. Deze TBM-teelt is vrijgesteld van onder meer virusonderzoek. Vorig jaar bood de stichting TBM de mogelijkheid om het eigen vermeerderd TBM-pootgoed van oogst 2009 vrijwillig te laten onderzoeken tegen gereduceerde kosten. Er werden 750 partijen onderzocht op Y-virus. Het goede nieuws was: 18 procent van de partijen was virusvrij. Maar 40 procent van het zelf vermeerderde uitgangmateriaal voldeed niet aan de eisen van klasse C; virus lag boven 10 procent.
Jaarlijks worden rond 200 monsters van pootgoed van eigen vermeerdering uitgepoot op een TBM-controleveld in Valthermond. Doel is de kwaliteit van het pootgoed te beoordelen. Samen met PPO 't Kompas in Valthermond heeft Avebe-Agro van ruim 100 objecten opbrengstbepalingen uitgevoerd om een eventuele opbrengstderving te beoordelen. Het resultaat hiervan is dat per procent virus de zetmeelopbrengst per hectare met 0,6 procent daalt. Het varieert per ras.
Eigen pootgoed telen kan rendabel zijn als de selectie goed is, de bespuitingen tegen luizen en phytophthora goed worden uitgevoerd en de bewaring goed voor elkaar is. Pootgoed vraagt extra aandacht op de juiste momenten. Voor grote bedrijven is dat soms de reden om niet zelf te telen, maar pootgoed klasse C aan te kopen.
Adviezen:
- Beperk de stikstofgift tot maximaal 100 kg (Seresta maximaal 120 kg).
- Poot niet te nauw. Hierdoor zijn de knollen eerder in de maat, dus minder risico op virus.
- Behandel pootgoed en de rest van het perceel niet alleen met pyrethroïden, maar ook met andere insecticiden, vanaf opkomst.
- Spuit wekelijks met minerale olie vanaf opkomst (minimaal 7 liter per hectare per week).
- Selecteer vroeg en goed onder luisvrije omstandigheden.
- Zorg dat geen hergroei optreedt.
Winstpunt 2: Perceel en ras op elkaar afstemmen
De rassenkeuze wordt vaak afgestemd op de financiële opbrengst van een ras, wratziekteresistentie en bewaarbaarheid. Belangrijke eigenschappen, maar er speelt meer. Aardappelmoeheid is beheersbaar, maar vraagt nog steeds de aandacht. Het ras moet zijn afgestemd op de populatie cysteaaltjes op het perceel.
Daarnaast is het zaak om een laat ras te poten op een perceel waar vroeg kan worden gepoot en waar laat kan worden gerooid. Late rassen hebben nu eenmaal hun groeidagen nodig.
Het schort volgens Klok en Smegen vaak niet aan goede strategieën. Maar die oorspronkelijke plannen worden door allerlei factoren niet altijd uitgevoerd zoals de bedoeling was. Bijvoorbeeld, als het pootgoed al uit de koeling is en begint te kiemen, terwijl het perceel waar ze moeten komen nog te nat is. Het vraagt goede planningsvaardigheden en soms veel geduld.
Adviezen:
- Weet wat er gebeurt op de percelen. Doe aaltjesonderzoek met soortbepaling.
- Stem het ras af op de aaltjesbesmetting.
- Maak de planning en probeer deze te volgen.
Winstpunt 3: Bemesting en ras op elkaar afstemmen
Elk ras heeft eigen bemesting nodig. Vooral de stikstofbehoefte is rasafhankelijk. Uit Optimeel blijkt dat daarmee niet altijd goed rekening wordt gehouden. Aveka bijvoorbeeld vraagt ruim 200 kg stikstof, Avarna 160 kg. Als door omstandigheden Avarna wordt gepoot op een perceel waar oorspronkelijk Aveka zou komen waar daardoor te veel stikstof voor Avarna ligt, leidt dat tot tegenvallende opbrengsten en onderwatergewichten bij Avarna.
Om een rasspecifieke bemesting werkbaar te houden, is het slim om niet te veel rassen te telen. Zes rassen op 30 hectare is te veel, zes rassen op 100 hectare is al gemakkelijker, maar bij beide arealen zijn drie rassen nog handiger.
Kali vraagt ook aandacht. De kalibemesting is de laatste vijf jaar gedaald, waarschijnlijk door hoge kunsmestprijzen. Maar een te lage kaligift leidt tot opbrengstverlies. De optimale kalibemesting ligt bij 0 tot maximaal 50 kg kali boven het advies op basis van grondonderzoeksresultaten.
Adviezen:
- Geef alleen sporenelementen op basis van resultaten van recente grondonderzoeken.
- Zetmeelaardappelen moeten voedingsstoffen opnemen via de wortels en niet via het blad.
- Als het gewas zich niet goed ontwikkelt, grijp dan niet meteen naar stikstof, maar probeer de werkelijke oorzaak te achterhalen.
- Geef voldoende kali, maar niet meer dan 50 kg boven advies.
Winstpunt 4: Vochtvoorziening op peil houden
Akkerbouwers die groenbemesters telen, hebben altijd hogere opbrengsten bij hun zetmeelaardappelen. Dat is niet een keihard onderzoek geweest, maar het blijkt uit de meer dan 13.000 percelen waarvan de teeltinformatie sinds 1997 in Optimeel zijn geregistreerd. Het gaat om de organische stof. Door voldoende organische stof kan de bodem meer vocht vasthouden. Afgelopen jaar bleek ook weer dat percelen met voldoende verse organische stof het tot twee weken langer volhielden in een droge periode.
Een bouwplandemo van HLB geeft ook duidelijk het effect van organische stof op de vochtvoorziening weer. In de demo wordt een bouwplan met maximale aanvoer van organische stof vergeleken met een bouwplan met minimale aanvoer van organische stof. Deze zomer al waren de verschillen zichtbaar – veel sneller dan werd verwacht. Dat onderstreept het belang van organische stof op de vochtvoorziening.
Adviezen:
- Maak gebruik van maximale aanvoer van organische stof. Denk hierbij aan groenbemesters, gebruik van dierlijke mest, gebruik van compost en het verhakselen van stro in plaats van afvoeren.
Tekst: Harma Drenth
Beeld: Geert Marissen, Ellen Meinen