HBL: 'Te vaak tekort aan sporenelementen in zetmeelaardappelen'
Het driejarig voortschrijdend gemiddelde van de opbrengst van zetmeelaardappelen ligt nu op hetzelfde niveau als eind jaren tachtig van de vorige eeuw. Opvallend, vindt Mulder, want in dezelfde tijd is de opbrengst van bijvoorbeeld suikerbieten sterk gestegen. Bovendien is de afgelopen twintig jaar veel energie gestoken in de beheersing van ziekten en plagen, zowel op het veld als in de bewaring. Dat vertaalt zich niet in hogere opbrengsten.
100-tonsproef
Toch is het mogelijk om veel meer zetmeelaardappelen te rooien. In de jaren 1978 tot 1981 liep de zogeheten 100-tonsproef. Aardappelautoriteit Date van der Zaag had eind jaren zeventig geroepen dat het mogelijk was om 100 ton zetmeelaardappelen per hectare te oogsten. Dat mocht hij bewijzen op drie proefboerderijen in de regio: op de versleten dalgrond van de Geert Veenhuizenhoeve in Borgercompagnie, op de jonge dalgrond van de A.G. Mulderhoeve in Emmer-Compascuum en op de zanderige ontginningsgrond van Kooijenburg in Marwijksoord. De proef werd uitgevoerd met Astarte, destijds het best presterende zetmeelras.
De resultaten waren opvallend. Op de dalgrond lag de opbrengst gemiddeld rond 80 ton. Op de droge zandgrond, waar in die jaren niet werd beregend, werd toch nog ruim 72 ton per hectare gehaald. Kanttekening is dat in de proefvelden geen spuitsporen en wendakkers lagen. 'Daarvoor moet je 15 procent aftrekken', zegt Mulder. Dat neemt niet weg dat de betere akkerbouwer volgens hem 75 procent van die 80 ton moet kunnen halen. 'Dat komt neer op 60 tot 65 ton per hectare, gemiddeld over het gebied.'
Opbrengsten laatste tien jaar gedaald
De werkelijkheid is anders, zie tabel.
'We zijn de afgelopen twintig jaar niets opgeschoten', constateert Mulder. 'Het is zelfs nog gekker. In 1998 lag het driejarig gemiddelde op 49,1 ton. De opbrengsten zijn de afgelopen tien jaar dus gedaald.'
De oorzaak ligt volgens de onderzoeker in de bemesting. De bemesting met stikstof, fosfaat en kali is vaak geen probleem, maar het schort aan de sporenelementen. Gebrek aan bijvoorbeeld borium, mangaan, zwavel, calcium en magnesium doet zich vaak voor. In zijn inleiding ging Mulder in op de eerste drie elementen.
Boriumgebrek
Alle aardappelgewassen op de lichte gronden, op enkele uitzonderingen na, hebben direct na opkomst matige tot ernstige symptomen van boriumgebrek, zegt Mulder. De groei blijft achter, zie ook het kader over symptomen. 'Wat je boven de grond ziet, is ook het beeld onder de grond. Dus bovengronds geen groei betekent ook dat het wortelstelsel zich niet ontwikkelt. De plant kan dus niet bij de meststoffen komen.'
Het gevolg van boriumgebrek is dat de gewassen drie weken later sluiten, zegt Mulder. 'Het gewas sluit niet eind mei of begin juni, maar pas in de derde of vierde week van juni. Je loopt juist de periode met de meeste instraling mis. Wat je aan het begin van het seizoen verliet aan instraling, maak je aan het eind van het seizoen nooit goed. Drie weken later sluiten kost 14 tot 21 ton aardappelen.'
Treedt boriumgebrek op als het seizoen wat verder is gevorderd, dan geeft het andere symptomen. De bladranden verkleuren dan uiteindelijk helemaal bruin. 'Het lijkt dan op randjesziek, het beeld van kaligebrek, maar bij boriumgebrek is in eerste instantie de uiterste rand van het blad nog groen. Bovendien ontbreekt de typische bronsverkleuring van randjesziek.'
Boriumgebrek is heel goed te repareren. Bij het pootklaarmaken van het land kan 0,7 tot 1,0 kg borium per hectare worden toegevoegd. 'Dat komt neer op 7 tot 9 kg Borax of 7 tot 9 liter Bortrac 150 per hectare. Niet meer, want overmaat is ook schadelijk.'
Mangaangebrek
Mangaan zit vaak voldoende in de grond, maar het gebrek wordt veroorzaakt doordat het niet opneembaar is bij droogte en hoge temperaturen. Ook bij een hogere pH verslechtert de opname van mangaan. 'Op gronden met een pH van meer dan 5,3 is mangaangebrek vrijwel standaard', zegt Mulder. 'Als de symptomen zichtbaar zijn, wordt al aanzienlijk productieverlies geleden. Dat kan oplopen tot 5 tot 10 ton per hectare.'
Op gronden met een pH hoger dan 5,3 adviseert Mulder daarom tijdig te beginnen met bladbemesting, ook als er geen symptomen zijn. Bij een lagere pH geldt hetzelfde als het warm en droog weer is. De dosering is in totaal 5 tot 15 kg mangaansulfaat (MnSO4) per hectare, of vier keer 0,5 liter Mantrac 500 per hectare.
Zwavelgebrek
Zwavelgebrek treedt steeds vroeger op, signaleert Mulder. In 2001 vond hij het in de derde week van augustus, in 2007 was dat in de tweede week van juni. Zwavelgebrek wordt volgens de deskundige vaak aangezien voor stikstofgebrek vanwege het bleke gewas, zeker als het in augustus optreedt. Een ernstig gebrek in augustus kost volgens Mulder 10 tot 15 ton aardappelen. Treedt het gebrek eind juni op, dan kan het productieverlies oplopen tot 25 tot 30 ton.
'In de jaren vijftig van de vorige eeuw werd veel zwavelzure ammoniak gebruikt voor de zwavelvoorziening. In de jaren tachtig was dat niet meer nodig, toen kregen we 60 tot 65 kg per jaar aangevoerd uit de lucht. Nu is die gratis aanvoerpost verlaagd tot minder dan 3 kg per jaar per hectare. Aardappelen hebben minstens 20 kg zwavel nodig; omgerekend 75 tot 90 kg sulfaat, SO3.' Dat kan in het voorjaar als sulfaatbemesting worden toegediend, maar de teler kan ook kiezen voor zwavelhoudende meststoffen. In de zomer kan bladbemesting met bitterzout een klein tekort voorkomen.
Gerealiseerde opbrengsten
Jaar | Basisgewicht |
1987 | 44,5 ton |
1988 | 45,3 ton |
1989 | 46,8 ton |
2006 | 46,8 ton |
2007 | 45,7 ton |
2008 | 45,8 ton |
Tekst: Harma Drenth
Beeld: HLB